Oud-advocaat Van der Hoef is ook in hoger beroep voor de tweede keer van het tableau geschrapt, onder meer wegens zelfverrijking ten koste van een klant uit Kazachstan, in een rol als beheerder. Dat blijkt uit een uitspraak van het Hof van Discipline van 23 april, die op 13 mei is gepubliceerd.
De Drents-Friese advocaat Folkert van der Hoef werd eind 2018 al van het tableau geschrapt wegens soortgelijk gesjoemel met aan hem toevertrouwde gelden. De tuchtzaak waarin het Hof van Discipline dit voorjaar uitspraak heeft gedaan, draait om een klacht en dekenbezwaar over het wegsluizen van geld dat was bedoeld voor een mijnbouwproject in Kazachstan.
Van der Hoef hield er naast zijn advocatenpraktijk in Burgum, Friesland namelijk nog een nevenactiviteit op na in Amsterdam. Hij was tevens bestuurder van een vermogensbeheerder gevestigd aan de Zuidas; Parkdale International. Via mysterieuze wegen klopte op een dag het mijnbouwbedrijf Dala Mining uit Kazachstan aan bij dit kantoor. Als bestuurder van Parkdale kreeg de advocaat de opdracht om vijf miljoen euro van Dala Mining te beheren, een bedrag waarmee de Kazachen een Japanse financiering hoopten te verkrijgen om de business uit te breiden. Het mijnbouwbedrijf richtte zich op de winning van wolfraam, een zwaar metaal dat onder meer nodig is voor de productie van smartphones en tablets.
In de loop van 2016 ontdekten de aandeelhouders van Dala Mining dat er was gesjoemeld met hun beheerde miljoenen. De accountant die zij inschakelden, traceerde al snel meerdere vreemde overboekingen; volgens het bedrijf had de advocaat in totaal meer dan een miljoen euro aan de organisatie onttrokken. Zes ton bleek uitgeleend aan een in Nederland wonende Britse ondernemer. Advocaat annex vermogensbeheerder Van der Hoef bleek zichzelf te hebben beloond met een honorarium van ruim 300.000 euro. Die had hij alvast overgemaakt naar zijn kantoorrekening, zonder een factuur te sturen.
Veroordeeld tot terugbetaling
In september 2020 veroordeelde de Rechtbank Noord-Nederland Van der Hoef en zijn voormalige kantoor tot terugbetaling van ruim een half miljoen euro aan het Kazachse mijnbouwbedrijf. De Raad van Discipline had hem hiervoor, eind 2019, al voor de tweede keer van het tableau geschrapt. Een hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank loopt nog.
Zijn hoger beroep tegen deze beslissing mag hem niet baten; ook het Hof van Discipline spreekt van een ernstige misstand en bekrachtigt het schrappingsbesluit. Ter onderbouwing merkt het hof op dat een deel van het onttrokken geld nog altijd niet boven water is. Onderstreept wordt dat de advocaat in zijn rol als beheerder niet het recht had zomaar bedragen over te maken naar zijn kantoorrekening. Bovendien heeft hij ook in hoger beroep niet aangetoond waarom hij de ruim 300.000 aan zichzelf mocht uitbetalen.
Of bepaalde transacties boekhoudkundig al dan niet door de beugel kunnen, is voor het hof verder niet relevant. ‘Doorslaggevend is […] dat verweerder zijn eigen financiële belangen boven die van de aan hem toevertrouwde belangen van klaagster heeft gesteld en zichzelf daarmee heeft verrijkt ten koste van die belangen,” stelt de hoogste tuchtrechter. “Dat aan verweerder decharge is verleend, doet aan de verwijtbaarheid van zijn handelen niets af. Op het moment van decharge verlening beschikte klaagster niet over alle informatie.”
Trustdiensten zonder vergunning
Daar komt nog bij dat Van der Hoef trustdiensten verrichte zonder dat hij daarvoor een vergunning had. Het hof: “Uit de stukken blijkt dat hij zijn postadres beschikbaar stelde voor klaagster, de financiële administratie heeft gevoerd en verantwoordelijk was voor het opstellen van de boekhoudkundige jaarstukken. Gelet op de omschrijving van trustdienst in de (destijds geldende versie van de) Wet toezicht trustkantoren, heeft verweerder daarmee trustwerkzaamheden verricht.”
Volgens het hof heeft de voormalig advocaat dan ook ‘op zo ernstige wijze in strijd gehandeld met de van een advocaat te vergen integriteit dat enkel de maatregel van schrapping volstaat’.