Vanwege de maatregelen rond het coronavirus werd gesproken over de zogenaamde ‘vitale beroepen’. De beroepen die verband houden met het rechtsbedrijf zijn daar niet genoemd. Op Twitter enkele verbaasde advocaten. Wij zouden toch zeker ook wel vitaal zijn? Niet dus en terecht mijns inziens.
De samenleving draait gewoon door als wij een periode niet werken of niet fysiek aanwezig zijn. Zelfs de belangen van gedetineerde cliënten kunnen tot op zekere hoogte op afstand gediend worden. U raakt eerder in paniek als de supermarkten dicht zijn of de zorg niet meer functioneert, dan wanneer u uw advocaat niet meer kunt bereiken. De illusie vitaal te zijn moeten we dus niet hebben.
Dat neemt echter niet weg dat de rechtsstaat op zichzelf en op de lange termijn, onmiskenbaar een vitale structuur is. Recht ordent, zelfs in tijden van crisis. Als u bijvoorbeeld gedwongen in quarantaine moet vanwege het virus, dan gebeurt dat op basis van de Wet publieke gezondheid. Een rechter toetst die maatregel en u kunt zich door een raadsman laten bijstaan. Zelfs en juist nu biedt de rechtsstaat dus zekerheid en bescherming, ook tegen de overheid. Die rechtsstaat moeten we dus koesteren.
Toch lijkt deze minister voor rechtsbescherming zich dat niet te beseffen. De Rechtbank Limburg verklaarde vorige maand het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in een zeer laat aangebrachte ontnemingszaak en overwoog: “Zij ziet dit als gevolg van de aanslag op de rechtsstaat door de politiek die al jaren aan de gang is in de vorm van vergaande bezuinigingen op de gehele justitiële keten. Dit is een consequentie van de huidige politieke keuzes.” Hoe duidelijk wil je het hebben.
Ook de sociale advocatuur staat onder druk. Er moet geld bij. Dat vindt iedereen die er verstand van heeft, ook de door de minister zelf ingestelde commissie. Die moest onderzoek of het budgetneutraal kon, nee dus. Zondag met Lubach maakte recent een item over de materie en afgelopen maandag kwam De Monitor met de uitzending ‘geen geld, geen advocaat’. Minister Dekker reageerde op de kritiek met door hemzelf ongetwijfeld zeer treffend gevonden vergelijkingen. Die vergelijkingen schreeuwden om een reactie, ik kon het niet laten.
De minister wil het aantal zaken verminderen, door een sterkere eerste lijn, een advocaat zou lang niet altijd nodig zijn. Dat zou te vergelijken zijn met de huisarts, want als je iets onder de leden hebt ga je ook niet gelijk naar de specialist, volgens de minister, dus waarom wel gelijk naar een advocaat? Echter, in ruim 60% van de zaken die onder de gesubsidieerde rechtsbijstand vallen, is de overheid partij, dan is vaak al sprake van een besluit of een dagvaarding. Dat is hetzelfde als naar de huisarts gaan met de CT-scan van de afgescheurde kruisband al in de hand, volstrekt overbodig.
De minister wil daarnaast niet nu per direct investeren, het kapotte dak ga je niet repareren als er nog een uitbouw moet komen, zo zegt hij. Ik ben in de eerste plaats blij dat Dekker niet mijn aannemer is, maar belangrijker is nog dat de sociale advocatuur, de gesubsidieerde rechtsbijstand, een wezenlijk onderdeel is van de rechtsstaat. De rechtsstaat is niet te vergelijken met het dak, dat is het fundament. Als gezegd een vitale structuur. Dan kan de minister nog zo’n mooie uitbouw willen, maar als niet eerst het aangetaste fundament wordt aangepakt, wordt die nieuwe uitbouw onherroepelijk meegetrokken de grond in, zodra het fundament het begeeft.
Het is in tijden van crisis goed toeven in een rechtsstaat. Juist daarom is het van vitaal belang het degelijk functioneren van die rechtsstaat te waarborgen. Dat kan alleen door voldoende te investeren in de justitiële keten en de sociale advocatuur. Het wordt tijd dat de minister dat eindelijk onder ogen gaat zien.
Jaap Baar is bestuursrecht- en strafrechtadvocaat bij Kuyp Baar Advocaten in Utrecht. Na enige tijd blogs te hebben geschreven voor Sdu, is dit zijn debuut als columnist voor Advocatie.