In de analoge wereld was onze trias politica al een kwetsbare verworvenheid. Nu de samenleving vervluchtigt in de cloud, dreigt het staatsbestel zelfs tot duas te verschralen. Wat betekent dat voor de rechtspraak als ambacht en instituut?
Door Niek van de Pasch, rechter in opleiding
Bijna elke gebeurtenis of situatie genereert tegenwoordig een eigen datastroom, die on the fly geschiedenis schrijft in voorgeprogrammeerde bouwstenen – ontdaan van kenmerken die toch nergens op gescoord kunnen worden. Zo ontstaat een maatschappelijke schaduwboekhouding vol kleurloze zeefdrukken van een bonte realiteit.
We nemen steeds vaker genoegen met zo’n matrix van puntmetingen en degraderen het gesprek dan tot subjectieve ruis. Kijk maar in die spreadsheet: het stáát er toch. En cijfers liegen niet. Of ze spreken althans een taal die zo imposant is, dat het allemaal wel waar móét zijn.
Abstraheren is ‘in’. De uitvoerende macht ontwikkelt daarom intussen een begrippenapparaat om al die ongrijpbare verzamelingen toch effectief te ontginnen en te mobiliseren voor haar sociale agenda’s. Filosofe Marjan Slob noemt dat technocratische vocabulaire een ‘profielentaal’. Waar mensen volgens politici ooit onbegrensde mogelijkheden hadden, dicteert het beleidsmatig perspectief nu dat ze afgewogen waarschijnlijkheden zijn. En als we maar genoeg gegevensbanken achterlangs verknopen, vormt iedereen op enig domein wel een risicofactor. Dan is de juridische respons nooit ver weg.
Bij de wetgevende macht is dit fenomeen natuurlijk al zo oud als de weg naar Rome. Of eigenlijk nog veel ouder. Ruim vierduizend jaar terug gaf de Codex Ur-Nammu immers al wetsartikelen in uitgeklede casusposities. De werkelijkheid bestaat allicht uit onvolmaakte verschijningsvormen van al die gave oertypes. Traditioneel wist de uitvoerende macht die abstracties van de wetgever dan ook bruikbaar te concretiseren. In het brakke water van de bestuurlijke arena kwamen de zuivere theorie en de rommelige praktijk samen.
Op dit moment denken en praten beide staatsmachten echter steeds vaker op hetzelfde abstractieniveau. De horizontale beweging naar geautomatiseerde besluitvorming is dan snel gemaakt. Hoedanigheden en gedragingen zijn data, wetten en regels zijn algoritmes. Eén en één is twee. 0 en 1 is alles.
We worden dus volop gemeten, geanalyseerd en gekwantificeerd. Maar waar kan de ónberekenbare mens nog terecht? Zodra iemand iets doet (of is) wat eigenlijk om nadere duiding vraagt, loopt dat systeem per slot van rekening hopeloos vast. Of erger: het draait argeloos door.
In de broncode van onze rechtsstaat is de rechterlijke macht een cruciale exception handler. Rechters verwerken uitzonderingen centraal, zodat de gemeenschap op hoofdlijnen onafgebroken doorloopt. Past die biologische schakel nog wel tussen de binaire neerslag van alledaagse besognes en de afgepaste codificatie van ons rechtssysteem? Maakt de rechterlijke vertaalslag het geheel niet verdacht ambigu?
Integendeel. Computers kunnen inderdaad uitstekend patronen herkennen en matches signaleren. Dat is weliswaar een goed begin, maar toch pas het halve werk. Rechters moeten met hun aandacht nu juist continu heen-en-weer bewegen tussen abstract en concreet. ‘Theoretiseren’, zoals filosoof Jan Bransen die term definieert. In onze dagelijkse omgang met justitiabelen – die allemaal in hun eigen verhalen wonen – groeit zo een praktisch oordeelsvermogen, dat rechtsfiguren herkent in feitelijkheden en (andersom) beslissingen opbouwt vanuit kennis en ervaring. Als we dat proces volledig ontmenselijken, zal blijken waar individuele rechtvaardigheid schuilging. Onmeetbaar maar onmisbaar.
Moeten we het dataïsme als religie dan maar meteen helemaal afzweren? Alsjeblieft niet. We zitten als derde staatsmacht op een goudmijn. Laten we delven. Die databerg is waarschijnlijk vervelend ongestructureerd, maar dankzij innovatieve technologie inmiddels toch rijp voor numerieke analyses. Dat gaat sowieso invloedrijke beschouwingen opleveren – confronterend en hoopgevend tegelijk. We moeten ons die nieuwe taal dus zeker eigen maken.
Maar wij zijn niet de gebefte strot die vertolkt wat software souffleert. Want met rechterlijke macht komt rechterlijke verantwoordelijkheid. Een professionele opdracht tot waardenvol contact: niet een mens als jij, maar jij als mens.