Het Gerechtshof Amsterdam heeft een streep gezet door een uitspraak van de rechtbank over de manier waarop (oud-)partners van Greenberg Traurig Amsterdam jaren geleden een deel van hun beloning mochten toerekenen aan de VS. Het recente arrest volgt op jarenlange onduidelijkheid hierover tussen het kantoor – zelf geen partij – en de Belastingdienst.
Drie voormalige partners die het van oorsprong Amerikaanse advocatenkantoor Greenberg Traurig in 2010/2011 verlieten voor een eigen boutique, maakten vorig jaar bij de rechtbank Noord-Holland met succes bezwaar tegen hun definitieve aanslagen vennootschapsbelasting over 2007 en 2008. Het pijnpunt: de fiscus hield in deze aanslagen opeens geen rekening meer met een ‘aftrek elders belast’, ter voorkoming van dubbele belastingheffing over hun winstaandeel. Over 20% hiervan werd volgens de partners aangifte gedaan in de Verenigde Staten, wegens daar verrichte werkzaamheden.
De nieuwe berekeningen van de belastinginspecteur komen voort uit gewijzigde afspraken met Greenberg Traurig. Die zijn gemaakt in 2012, als de drie partners het kantoor allang en breed hebben verlaten. Zij zijn niet op de hoogte gesteld van het nieuwe compromis en komen hier pas achter als de nieuwe aanslagen op de mat vallen.
De afspraken volgen op jarenlange onduidelijkheid – en onenigheid – over in hoeverre de Nederlandse Greenberg Traurig-partners hun winstaandeel deels mogen laten belasten in de VS. In correspondentie over en weer zet een medewerker van de fiscus deze limiet op gegeven moment op 20%, al wordt dit binnen de Belastingdienst niet goed geregistreerd. In 2012 wordt onder meer afgesproken dat vanaf 2009 alle betreffende partners aangifte doen op basis van feitelijke tijdsbesteding in de VS. De percentages ‘aftrek elders belast’ in 2007 en 2008 worden met terugwerkende kracht verlaagd naar respectievelijk 15% en 10%.
De drie vertrokken partners waren hoe dan ook niet akkoord gegaan met dit compromis, stellen ze. De rechtbank Noord-Holland oordeelde vorig jaar dat zij hoe dan ook wel recht hebben op gelijke behandeling ten opzichte van hun voormalige compagnons, ook al wisten zij pas later over de nieuwe afspraken. Een van de drie gaat in hoger beroep, omdat hij nog steeds vindt dat hij recht heeft op vermindering van zijn aanslag, ofwel 20% aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Dat zou hem in zowel 2007 als 2008 zo’n 17.000 euro aan belasting schelen.
‘Het deel van de vergoeding dat is belast in de USA’ moet volgens de advocaat worden uitgelegd als ‘welk deel van de vergoeding belastbaar is in de VS’. Die vlieger gaat echter niet op, oordeelt het Gerechtshof Amsterdam in een op 4 juli gepubliceerd, arrest van 7 juni. Het hof gaat mee met het betoog van de belastinginspecteur dat de oud-partner niet aannemelijk kunnen maken dat hij in 2007 en 2008 ook daadwerkelijk belasting heeft afgedragen in de Verenigde Staten. Sterker nog: achteraf heeft ‘geen van de Nederlandse partners 20% van het door (kantoor) toegekende winstaandeel verantwoord in de VS’, zo blijkt uit nieuw onderzoek door de Belastingdienst waar het uitgebreide arrest van het hof aan refereert.
Verder heeft de rechtbank volgens het Hof ten onrechte gesteld dat de oud-partner een gelijke behandeling verdient op grond van het gelijkheidsbeginsel. De ex-partner enerzijds en de Greenberg Traurig-partners die het compromis wel hebben geaccepteerd anderzijds ‘kunnen niet als gelijke gevallen worden beschouwd’, aldus het hof. ‘Belanghebbende heeft immers, anders dan de genoemde partners, ervoor gekozen het compromisaanbod niet te aanvaarden en haar primaire standpunt niet prijs te geven. […] Ook voor het overige heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de inspecteur op dit punt in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel of enig ander algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. De uitspraak van de rechtbank kan in zoverre niet in stand blijven.’