Twee strafrechtadvocaten met een berucht verleden zijn op dezelfde dag van het tableau geschrapt. De Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch schrapte de Brabantse advocaat Bart Visser maandag wegens betrokkenheid bij wapen- en drugshandel. Ook Rotterdammer Derk van den Elzen mag van de Haagse tuchtraad geen advocaat meer zijn, nadat hij zittingen miste en onbereikbaar was. Eind maart schorste het Hof van Discipline hem nog 26 weken voor het in brand steken van een vakantiehuis in Italië.
De advocaat uit Dongen met – tot vorig jaar – kantoor in Breda werd op 18 juli vorig jaar aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij wapen- en drugshandel. Hij zou hiervoor hebben samengewerkt met twee broers uit St. Willebrord en onder meer betrokken zijn geweest bij drie wapenleveringen. Tijdens de politieverhoren bekende hij zijn betrokkenheid en daarnaast dat hij zelf te kampen had met verslavingsproblemen.
Op last van de rechter-commissaris bleef Visser tot begin 2018 achter de tralies. De Raad van Discipline schorste hem reeds op 4 september per onmiddellijk en voor onbepaalde tijd in het kader van artikel 60ab lid 1 Advocatenwet. Per 29 december heeft hij zich laten uitschrijven als advocaat, blijkt uit de uitspraak van de Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch van afgelopen maandag. Het OM Zeeland-West-Brabant meldt desgevraagd dat de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak, waarin nog drie verdachten terecht staan, plaatsvindt in het najaar.
In zijn dekenbezwaar tegen het handelen van Visser voegt de deken nog toe dat hij op diens kantoor een wanordelijke kantooradministratie aantrof. Er ontbraken intakeformulieren, opdrachtbevestigingen en urenregistraties, de identiteit van cliënten was meermaals niet vastgesteld en declaraties waren niet te herleiden tot een naam of dossier. In meerdere zaken werden de werkzaamheden uitgevoerd door een juridisch medewerker of een secretaresse.
De advocaat stelt in zijn verweer dat zijn gedragingen zijn uitgelokt: het was immers een aanbod van een undercoveragent waar hij op in wilde gaan. Dit maakt voor de Raad van Discipline vanuit tuchtrechtelijk oogpunt niets uit: ‘Vast staat dat verweerder vatbaar was voor het verrichten van handelingen die verband houden met handel in wapens en verdovende middelen. Daarmee heeft verweerder zich schuldig gemaakt aan handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.’
Daar komt de beroerde kantooradministratie nog bij, maar vooral ook dat Visser in de periode augustus 2014 – juni 2017 tien keer tuchtrechtelijk is veroordeeld, inclusief meerdere schorsingen.
Rotterdamse advocaat mist zittingen en is onbereikbaar
De Rotterdamse strafrechtadvocaat Derk van den Elzen kreeg in de afgelopen drie jaar al twee zware tuchtmaatregelen opgelegd voordat hij afgelopen maandag van het tableau werd geschrapt. Het Hof van Discipline bekrachtigde eind maart dit jaar nog een schorsing van 26 weken wegens het in brand steken van een vakantiehuis in Italië, waar hij op dat moment te gast was bij een vriendin. Verder is hij in het verleden strafrechtelijk veroordeeld voor mishandeling.
De meeste redenen voor het dekenbezwaar die tot de schrapping hebben geleid, hebben wel te maken met zijn handelen als advocaat. De Hoofdofficier van Justitie in Rotterdam trekt aan de bel als Van den Elzen gedurende 2016 schittert door afwezigheid op meerdere zittingen waar hij aanwezig had moeten zijn. Gedurende 2017 melden zich een deurwaarder en een huisarts met klachten. De advocaat heeft een factuur van de deurwaarder niet betaald. De huisarts stelt dat hij twee keer niet is komen opdagen bij een beoordeling van een rechterlijke machtiging in de thuissituatie.
In de zomer van 2017 wordt de advocaat aangehouden op verdenking van huiselijk geweld, waarna hij twee weken vast zit. Later verschijnt hij opnieuw niet op een zitting en lukt het de rechtbank Rotterdam maar niet om contact met hem te krijgen. Half september 2017 wordt hij opnieuw aangehouden omdat hij zich niet aan de voorwaarden van een eerdere schorsing had gehouden: om precies te zijn had hij zich niet gemeld bij de reclassering.
De deken, op wiens brieven en dekenbezwaar de advocaat niet reageerde, stelt zich in zijn bezwaar nog relatief mild op: deze advocaat schiet ‘tekort in de nakoming van de verplichtingen die het beroep van advocaat met zich meebrengt’. De Haagse Raad van Discipline onderschrijft dit volledig: ‘De gedragingen van verweerder zijn geen incidenten, maar passen in een structureel patroon van volstrekt onvoldoende besef van verantwoordelijkheid in de wijze waarop hij zijn praktijkvoering dient te organiseren.’
Daar komt nog bij dat de advocaat volgens de raad de verwijten aan zijn adres bagatelliseert en dat het hem ontbreekt aan zelfinzicht. ‘Verweerder gaf ter zitting aan dat de in een andere zaak aan hem opgelegde schorsing voor de duur van zes maanden hem “goed uitkomt vanwege zijn overspannenheid”, maar de raad heeft er onvoldoende vertrouwen in dat hij na ommekomst van de schorsingstermijn zijn praktijk structureel beter zal oppakken en het risico op herhaling van de hem verweten gedragingen dan zal zijn afgenomen.’