Het financiële resultaat van een boedelscheidingsprocedure is 12.448 euro, en dat is 230 euro teveel om in aanmerking te komen voor een toevoeging. Die is daarom terecht met terugwerkende kracht ingetrokken, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een uitspraak van 2 mei jongstleden. ‘De omstandigheid dat dit bedrag het normbedrag slechts gering overschrijdt, kan (…) niet als zwaarwegende omstandigheid worden aangemerkt.’
De appellante in deze zaak betoogt dat de intrekking van de toevoeging in strijd is met de redelijkheid en billijkheid omdat het financiële resultaat het normbedrag slechts zeer gering overschrijdt, terwijl ze als gevolg van de intrekking ‘een zeer hoog bedrag aan advocaatkosten moet betalen’. Daar komt bij dat het normbedrag inmiddels is gewijzigd, waardoor ze nu wél in aamerking zou komen voor de toevoeging.
De Afdeling bestuursrechtspraak is onverbiddelijk. Volgens de hoogste bestuursrechter kan slecht in zwaarwegende omstandigheden worden afgeweken van de wettelijke bepaling met het normbedrag. Daarvan is sprake als de vordering uit de boedelscheiding geheel of gedeeltelijk oninbaar is. En dat is niet het geval, aldus de Afdeling. Verder is de boedelscheiding in 2016 onherroepelijk geworden, ‘zodat het voor dat jaar geldende normbedrag moet worden toegepast’.