Personen die zich beledigd achten door de ‘minder minder minder’-uitspraken van Geert Wilders hebben recht op een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt daarmee een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, zij het met verbetering van de gronden.
De rechtbank Amsterdam oordeelde in juli 2017 dat de vorderingen van de benadeelden complex genoeg waren voor toevoegingen, onder meer gelet ‘op de aard van de strafzaak en de omvang van het strafproces’.
Volgens de Raad van State is de verwijzing van de rechtbank naar aard en omvang van de zaak niet juist, maar dat leidt niet tot vernietiging van de uitspraak. ‘De rechtbank is namelijk terecht, zij het op onjuiste gronden, tot het oordeel gekomen dat de vordering complex was. Daartoe is van belang dat voor zowel het aannemelijk maken van het bestaan van causaal verband tussen de delicten waarvoor Wilders terechtstond en de gestelde schade, als de onderbouwing van de hoogte van het te vorderen schadebedrag, nu het uitsluitend immateriële schade betreft, juridische kennis is vereist’, aldus de Raad van State.
Ook is volgens de Raad van State van belang dat de rechtbank in deze zaak aanleiding zag een aparte zitting in te lassen voor de behandeling van de vorderingen van benadeelde partijen, waarbij de vorderingen nader konden worden toegelicht, en dat de advocaat van Wilders een (forse) tegenvordering had ingediend. ‘Deze omstandigheden maken dat de vordering in dit geval juridisch en feitelijk zodanig complex was, dat van [wederpartij] niet kon worden verwacht dat hij dit zonder bijstand van Slachtofferhulp Nederland of een rechtsbijstandverlener kon doen.’
Beeld: / Shutterstock.com