Het is een onteigeningszaak die naar het oordeel van de rechtbank Gelderland is ontspoord in opgevoerde advocaat- en deskundigenkosten. Daarom worden de declaraties van zowel de advocaten als een aantal deskundigen met 50% gematigd: voor de advocaten blijft er ruim 67.700 euro over, voor de deskundigen ruim 17.600 euro. ‘De inschakeling van de gespecialiseerde advocaten heeft niet geleid tot een efficiënte, onderlinge samenwerking,’ aldus de rechtbank.
Door Lucien Wopereis
Het bezwaar van de rechtbank betreft niet de gehanteerde tarieven, maar het aantal opgevoerde uren. Die komen in beginsel ten laste van de onteigenende partij, in dit geval de gemeente Barneveld. Het gaat om uren die zijn opgevoerd na een tussenvonnis waarin de onteigening is uitgesproken.
‘Niet in verhouding’, ‘bovenmatig’, ‘niet redelijk’, ‘niet begrijpelijk’ zijn enkele van de kwalificaties die de rechtbank hangt aan 364 gedeclareerde uren van advocaten in de ‘niet uitzonderlijk moeilijke’ onteigeningszaak. Betrokken zijn de huisadvocaat van een der partijen, F. Wolbers, en diverse advocaten van Dirkzwager. Enkele passages uit de uitspraak:
‘De aard en de omvang Uit de overgelegde specificaties blijkt dat mr. Wolbers na het vonnis van 14 december 2016 nog ruim 200 uren aan de zaken heeft besteed, terwijl de advocaten van Dirkzwager over die periode bijna 164 uren hebben opgevoerd. De aard en de omvang van de zaken rechtvaardigen niet een dergelijk groot aantal uren. De zaken waren niet uitzonderlijk moeilijk, terwijl de gemaakte kosten niet in verhouding staan tot de toegewezen schadeloosstellingen.’
In dit verband is mede van belang dat door BPN c.s. ingeschakelde advocaten (deels) gespecialiseerde en ervaren advocaten met een relatief hoog uurtarief zijn, van wie een aanmerkelijk kortere tijdsbesteding mag worden verwacht dan van een advocaat die die ervaring en specialisatie niet heeft. Het is voor de rechtbank niet begrijpelijk waarom mr. Wolbers veel tijd is blijven besteden aan de zaken nadat de advocaten van Dirkzwager zijn ingeschakeld. Dit klemt temeer omdat mr. Wolbers geacht moet worden zeer goed op de hoogte te zijn van de relevante feiten en de juridische implicaties daarvan, nu hij al jarenlang de huisadvocaat van BPN c.s. is en betrokken is bij diverse (juridische) procedures tussen BPN c.s. en de gemeente.
Uit de declaraties wordt ook duidelijk dat de advocaten zeer frequent overleg met elkaar hebben gevoerd. Ook het groot aantal uren dat is opgevoerd in verband met het op 29 januari 2018 gehouden pleidooi komt bovenmatig voor. Mr. Wolbers heeft aan de voorbereiding van het pleidooi en het pleidooi zelf zo’n 44 uren besteed en mr. Hagelaars ruim 47 uren. In die periode heeft bovendien mr. Zeilmaker ook nog eens zo’n zeven uren gedeclareerd met als omschrijving (onder meer): “aantekeningen”, “afstemming”, “bespreking”. Het valt niet in te zien waarom met name mr. Wolbers zoveel uren aan het pleidooi diende te besteden, met name omdat het pleidooi werd gehouden door mr. Hagelaars, die op dat moment toch geacht mocht worden voldoende ingevoerd te zijn in de materie.’
Deskundigen
Ook de opgevoerde uren van twee van de drie ingeschakelde deskundigen lopen volgens de rechtbank de spuigaten uit: het gaat om in totaal 195 uur, waarvan 50 uur voor overleg. ‘Ook hier geldt dat inschakeling van meerdere deskundigen dient te leiden tot een efficiënte en kostenbesparende aanpak van de zaak, maar hiervan lijkt in het onderhavige geval geen sprak,’ aldus de rechtbank. Eén deskundige partij voert 33 uur op, en dat is naar het oordeel van de rechtbank wél redelijk.
Reactie Dirkzwager
Huisadvocaat F. Wolbers en Drikzwager zijn benaderd voor commentaar. Eerstgenoemde was telefonisch niet bereikbaar, Dirkzwager laat schriftelijk het volgende weten:
‘Het vonnis dat het betreft is nog niet onherroepelijk. Als de Hoge Raad het vonnis vernietigt zal een verwijzingsrechter ook een nieuw oordeel over de kosten geven.
In overleg met de cliënt is ervoor gekozen om de “huisadvocaat” na onze inschakeling niet slechts op de achtergrond te laten fungeren, maar hem volledig betrokken te laten blijven bij de procedure. Wij delen het oordeel van de rechtbank niet dat de kosten die daardoor zijn ontstaan niet binnen redelijke omvang zijn gebleven. Niet voor niets is bewust de keuze gemaakt voor deze wijze van samenwerking, waarbij vanzelfsprekend ook aandacht is geschonken aan de te maken kosten. Bij die keuze hebben de onteigenden zich niet laten leiden door de vooraf al verwachte bezwaren die de onteigenende partij daartegen zou hebben.
De onteigenden hebben de rechtsbijstand ingeschakeld die zij nodig en redelijk achtten. De rechtbank heeft de door hen daarbij genomen – en naar ons oordeel ook toekomende – vrijheid helaas gedeeltelijk voor hun eigen rekening gelaten.’