Rechtspraak maakt samen leven mogelijk. Nu die samenleving (met een lelijk woord) ‘technologiseert’, worden rechtszaken steeds ingewikkelder. Een wereld die digitaliseert en globaliseert, laat zich immers lastig inkaderen en beetpakken. Juristen verschansen zich daarom soms maar in hun eigen complexiteit, net als alle andere professionals.
Door Niek van de Pasch
Standaardoverwegingen, leerstukverfijningen en gezichtspuntencatalogussen bieden nu eenmaal houvast en vertrouwen. Voor buitenstaanders suggereren zij echter een systematische volmaaktheid die onmogelijk is – en misschien zelfs onwenselijk.
Een uitspraak die de beoordelingsmaatstaf bijna axiomatisch vooropstelt, creëert voor techneuten namelijk wellicht de illusie van een toetsing met wiskundige precisie. Alsof de werkelijkheid zich trefzeker laat schematiseren. Zo houden we elkaar voor de gek, zelfs tot op het hoogste niveau. De Amerikaanse opperrechter Antonin Scalia was bijvoorbeeld een zelfverklaard ‘tekstualist’. Hij schreef een dikke pil vol canons of interpretation, die rechters vanzelf naar ‘het’ antwoord zouden moeten leiden. Is dat intellectueel oprecht? Of vermomt hij rechterswerk als exacte wetenschap, om de inherente subjectiviteit te bedekken?
Bij dagelijkse toepassing blijkt in elk geval al gauw, dat zijn echte autoriteit ergens anders vandaan komt. De leesregels zijn dan vooral instrumenten om doelredeneringen te camoufleren als neutrale rechtsbeoefening. Dat is nergens voor nodig, maar werkt mogelijk wel averechts.
Die ideologische schaamlap heeft als gezegd een onbedoeld neveneffect: goedbedoelende informatici staan zomaar op het verkeerde been. Beslisalgoritmes ontkennen de ongrijpbaarheid van menselijke impulsen en sociale interacties – of doen net alsof. Rechters zijn nou juist onze exception handlers, die omstandigheden evalueren en belangen afwegen.
Dat is geen naïeve nostalgie, maar bewuste bescheidenheid. Elke beslissing probeert heel gericht een verstoord evenwicht in de rechtsorde te herstellen. Al die uitspraken samen (ver)vormen het weefsel van onze maatschappij. De derde staatsmacht belichaamt op die manier – organisch en oneindig – iets wat ‘normatieve duurzaamheid’ zou kunnen zijn: rechtspraak als collectief geweten.
Dat zijn nogal grote woorden. Daar zal ik de daad dan maar eens bij gaan voegen. Binnenkort verruil ik mijn advocatentoga voor een rechterstoga. Met gepaste trots én met open vizier. Iedereen mag best weten hoe delicaat en ambigu onze rechtspleging is. Een eerlijk proces is ook een openhartig proces. Wie dienstbaar en effectief wil rechtspreken, moet het publiek meenemen langs alle invloeden. Alleen zo kunnen juristen, datawetenschappers en programmeurs sámen de rechtspraak blijven verbeteren.
Dit zal echter nooit uitmonden in een ‘af ding’, dat volautomatisch oordelen velt. Want het werkt ook andersom: samen leven maakt rechtspraak mogelijk.