Als een advocaat zich ziek meldt voorafgaand aan een tuchtzaak en zegt dat te willen onderbouwen met een doktersverklaring, dan moet de Raad van Discipline de afwijzing van een verzoek tot aanhouding van de zaak motiveren. Nu de Raad dat in een e-mail aan de advocaat heeft nagelaten en de toelichting op de beslissing in het proces-verbaal van de zitting ‘uiterst summier’ is, wordt het wrakingsverzoek toegewezen.
Volgens de wrakingskamer heeft de voorzitter van de Raad door zijn beslissing de ‘schijn van vooringenomenheid’ jegens de advocaat gewekt. ‘De raad was echter wel gehouden, ook gezien de door de verzoeker opgegeven oorzaak van verhindering en aangekondigde onderbouwing, zijn beslissing op het aanhoudingsverzoek te onderbouwen.’
De advocaat in kwestie krijgt er ook van langs van de wrakingskamer. De advocaat heeft zijn aanhoudingsverzoek om 13.52 uur ingediend. Hij zegt zo snel mogelijk een medische verklaring te zullen sturen. De zitting is gepland om 16.00, maar om 15.09 krijgt de advocaat bericht dat de zaak niet wordt aangehouden. De advocaat beweert dat hij zijn pogingen om een doktersverklaring te krijgen op dat moment opgeeft, omdat dat ‘zinloos’ zou zijn.
Echter, om 16.58 uur stuurt hij een nieuwe e-mail met de vraag hoe er is beslist op zijn aanhoudingsverzoek. ‘Uit deze vraag blijkt dat verzoeker op dat moment nog geen kennis had genomen van de e-mail van de griffier van 15.09 uur en in dit licht acht de wrakingskamer de verklaring over het staken van pogingen om een medische verklaring te verkrijgen ongeloofwaardig. Het siert verzoeker niet dat hij ter gelegenheid van de wrakingszitting achteraf een dergelijke, met zijn eigen feitelijke handelen strijdige, verklaring aflegt en hij dient zich te realiseren dat dit ook gevolgen kan hebben voor zijn geloofwaardigheid in eventuele toekomstige soortgelijke aangelegenheden die zich bij de raad zouden kunnen gaan voordoen.’