Het was in die dagen dat ik met de braafste borsten van de Hoge Raad der Nederlanden de nachttrein naar het verre Wenen bevolkte op ‘werkbezoek’ naar onze Oostenrijkse collega’s. Na een barre tocht maakten we ons al snel vrolijk met een groepje dertigers, die beweerden bij het Oberster Gerichtshof werkzaam te zijn als Wissenschaftlicher Mitarbeiter. Tevergeefs probeerden we elkaar uit te leggen wat we nu eigenlijk deden in de paleizen waarin we overdag rondliepen.
Door Ewout Jansen
Tot verbijstering van onze gastheren, weigerde de helft van ons gezelschap de trots aangeboden lokale alcohol om rond een uurtje of negen op excursie te gaan naar de eigen hotelkamer om daar te gaan slapen. Een substantiële minderheid – waartoe ook ik behoorde – eindigde echter met onze nieuwe Oostenrijkse vrienden in een casino. Na een tijdje werd het steeds moeilijker om vast te stellen of er Duits of Engels werd gesproken. Toen mijn Duits zo slecht was geworden dat ik alleen nog maar wildvreemde vrouwen aansprak om preventief mijn excuses aan te bieden (entschuldigung), werden we afgevoerd door de taxi.
De volgende ochtend stapte ik met een zwaar hoofd het Oberster Gerichtshof binnen. Ons eigen paleis verbleekte onmiddellijk tot een soort paardenstal, met name door de foeilelijke glazen aanbouw die de Nederlandse ambtenarij voor ‘de ondersteuning’ van de Hoge Raad dwars door het statige Huis Huguetan in Den Haag heen had geramd. Door de onnavolgbare architectonische samentrekkingen, had de oude Hoge Raad veel weg van het Ministry of Magic uit Harry Potter. Zelfs wie de weg wist, verdwaalde.
Dat past wel een beetje bij het recht. Niemand weet echt de weg; we lopen allemaal maar de routes waarvan we een beetje ontdekt hebben waar ze uitkomen, maar er kan altijd opeens gewezen worden op een veel betere route, die er eigenlijk altijd al was, waardoor uit het niets zomaar een nieuwe deur lijkt te verschijnen. De statige Raadsheren en de al niet minder eminente A-G’s zouden ook niet lang in de schmink hoeven om als tovenaar door het leven te gaan om weemoedig de jonge medewerkers te zien verdwalen waar alleen zij de weg weten.
Inmiddels is de Hoge Raad helemaal zijn – aanvankelijk door de Rijksgebouwendienst vergeten – paleisje uitvergaderd. Het AD had nog verbaasd opgetekend dat het Huis Huguetan ‘zonder enige twijfel het mooiste huis van Nederland was’, met ‘een schaamteloze hoeveelheid blingbling waar de rijkste rappers nog niet van durven dromen’. Daar zit wat in, maar deze journalist was duidelijk niet in de uitbouw of in Oostenrijk geweest.
Maar ‘helaas kon het niet meer’. Ons paleisje zou ten prooi vallen aan de handige lobbyisten van de Eerste Kamer en de Raad van State. Dat ‘kon’ blijkbaar nog wel. De Raad van State is wellicht wat minder geleerd dan de Hoge Raad, maar al die oud-politici zijn reuze knap in een spel waarvan de Hoge Raad niet eens door heeft dat het gespeeld wordt. De Hoge Raad zetelt sinds kort reuze tevreden in een moderne glimmende glazen toren met de allure van een laptopwinkel waar door middel van een strak doorgevoerde nummering niemand meer verdwaalt.
Chinese muur
Het knapste staaltje lobbyen van de Raad van State kwam toen het EHRM oordeelde dat adviseren over wetgeving en het beoordelen van wetgeving constitutioneel eigenlijk niet zo’n geweldige combinatie is. De Raad van State speelde het zo dat er een ‘Chinese muur’ werd opgetrokken tussen de beide afdelingen. Eén van de hoogste eindbazen van onze rechtsorde zegt nog steeds regelmatig keurig “Notuleer jij nu even dat ik vertrek?”, om dan gewoon te blijven zitten. Wat zijn notulist stiekem geen leuke grap vindt.
Om vraagtekens over de onafhankelijkheid voor te zijn, regelde de Raad van State zijn eigen begrotingsrecht. De Raad stelt als ‘hoog college van staat’ zijn eigen budget vast om beïnvloeding van de politici (die in de Raad zitten) te vermijden. Het is natuurlijk knap dat de lobbyisten van de Raad deze ‘oplossing’, zonder in de lach te schieten, hebben kunnen ‘aankaarten’.
De echte rechter blijft intussen gewoon een problematische begrotingspost voor onze Minister van Justitie, die tegenwoordig toch niet zelden ook zelf nog wel eens een zaakje heeft lopen. De Raad voor de Rechtspraak moppert hardop hoe het toch zo heeft kunnen lopen in ‘een jaarbericht’ en zoekt steun in een kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer, maar laat daarmee vooral blijken niet te snappen hoe politieke beïnvloeding werkt. Argumentatie telt nauwelijks en je moet het eerst achter de schermen proberen. Als dat mislukt, zijn alleen matige tv-programma’s van de publieke omroep nog een drukmiddel. Met geleerde rapporten kom je er niet. Al siert het in feite de rechter om dat maar niet te (willen) snappen.
Terwijl de Hoge Raad braaf dansjes doet voor Justitie om beleefd te vragen om een extra medewerker, kraait er werkelijk geen haan naar de nieuwe gebouwen en onvoorstelbaar dure stoelen die de Raad van State maar blijft aanschaffen. Straks zitten de konkelende oud-politici ook nog daadwerkelijk in de ‘schaamteloze blingbling’ van ons vergeten stadspaleis waar eeuwenlang de hoogste rechters van Nederland piekerden; niet over hun begroting, maar over het recht. Dat zullen ze bij de Raad van State stiekem wel mooi vinden.
Onuitstaanbaar braaf, naïef en bescheiden
Langs deze lijnen mijmerde ik niet zonder hoofdpijn helemaal off topic hoe onuitstaanbaar braaf, naïef en bescheiden we toch waren bij de Hoge Raad, terwijl ik probeerde rechtuit te blijven lopen op de eindeloze imponeertrappen in Oostenrijk. We werden neergezet in een klein zaaltje waar we een powerpointpresentatie kregen over de website van het Oberster Gerichtshof. Daar werden samenvattingen gepubliceerd, trefwoorden aangegeven en ook werd vermeld welke rechtspraak veranderd was door een nieuwe uitspraak.
Dat dwong ook af dat de raadsheren niet al te creatief van geval tot geval naar een fijn gevoel toe redeneerden, werd er met een knipoogje aan toegevoegd. Ook werd aangegeven op welk wetsartikel de rechtspraak met name betrekking had; binnenkort zouden er ook thematische documenten gaan verschijnen. Dit alles was – anders dan verwacht – niet ten koste gegaan van de aanzienlijke vergoedingen die uitgeverijen betaalden om aan rechtspraak en samenvattingen te komen. Mijn buurman vroeg zich hardop fluisterend af waarom de Oostenrijkers een of andere ICT’er van Kluwer ingehuurd hadden voor een saai verhaal over een databank, en viel half in slaap.
We werden meegenomen naar de zittingszaal. De saaie databankman ging op een parmantige zetel zitten. Mijn buurman schrok wakker. De ‘simpele ziel van ICT’ bleek plots een raadsheer te zijn, die ons in de adembenemende zittingzaal nog voor het middaguur op champagne trakteerde, zich excuserend voor de simpele ontvangst.
De glazen werden verward en beleefd afgewezen, terwijl ik maar wel proostte met iemand aan wie ik reeds mijn excuses aan had geboden in het casino. De Raadsheer kwam bij ons staan en informeerde beleefd of we bij de Nederlandse Hoge Raad soms waren geïnfiltreerd door de Jehova Getuigen in plaats van ‘gewoon door Scientology’, ondertussen vrolijk uitweidend over de herkomst van de champagne. Hij stelde na een tijdje bedremmeld voor dat we allemaal maar wat flessen mee moesten nemen, en gaf meteen zelf het goede voorbeeld.
Vervlochten
Terug op ons eigen paleis in Den Haag vroeg ik me af of we eigenlijk wel zo braaf waren in vergelijking met onze Oostenrijkse collega’s. Hoogleraar auteursrecht Dirk Visser ging in een open brief tekeer tegen de vervlochtenheid van Kluwer met de universiteiten. Dirk Visser, de koning van de nevenfuncties met zijn dubieuze mailgroepjes, die als advocaat van de BUMA-STEMRA toch bepaald niet de meest vrijzinnige denker in de wereld van het Auteursrecht is, vond het maar maf dat hoogleraren voor een kwartje bijklussen bij Kluwer, waarna universiteiten hun veel te dure boeken voorschrijven, aankopen, uitlenen en terugkopen via dure abonnementen op allerlei dure databanken. In een open brief in het NJB riep Visser Kluwer ter verantwoording; zich uiteraard veilig gesteund wetend door een eindeloze groep ‘mede-ondertekenaars’. Dat had de wetgever volgens Visser allemaal heel anders bedoeld en het ‘voelde ook niet zo logisch aan’ hoe het allemaal ging.
Daar had Visser wel een punt, maar de vervlechting van de rechtspraak met Kluwer voert nog wel een stukje verder. Wij hebben geen ‘simpele ziel van ICT’ in de Hoge Raad zitten. We verdienen niets aan het aanleveren van zaken en maken geen samenvattingen of trefwoorden.
Wel hebben wij in Nederland ‘de Kluwergroep’. Dit zijn medewerkers van de Hoge Raad in hun hoedanigheid van ‘bewerker voor de NJ’. Ze staan allemaal keurig als zodanig op de website van de NJ vermeldt, en ook het nevenregister van de rechterlijke macht vertelt netjes wat hier ‘bezoldigd’ gebeurt. De knapste koppen van de Hoge Raad, die op de Hoge Raad in een zaaltje van de Hoge Raad, hun eigen kritiek zitten te organiseren en ‘de kopjes’ maken. Het is voor betrokkenen niet geheel onlucratief en de Kluwergroep wordt – adding insult to injury – ook nog eens jaarlijks bedankt met een goed gevulde koektrommel.
Het middel en de ST
Vrijdag, als de Hoge Raad zo goed geweest is om wat recht te ontwikkelen, worden zo snel mogelijk korte inhoudsindicaties gemaakt voor Rechtspraak.nl. Die ochtend – nog voor deze ‘officiële publicatie’ – drukt iemand van de Hoge Raad echter de arresten af en worden deze verspreid in ‘de Kluwergroep’. Het moet allemaal in de vrije tijd gebeuren, maar niettemin is actie op vrijdagochtend wel noodzakelijk, want om vrijdagmiddag om 4 uur komt de groep bijeen in een zaaltje van de Hoge Raad.
Er wordt dan besloten welke rechtspraak belangrijk genoeg is voor de NJ en er wordt besloten wie de samenvattingen maakt. Zelfs wordt bedacht welke hoogleraar misschien een kritische noot wil schrijven. Niet alleen voor de NJ; maar ook voor de andere tijdschriften van Kluwer. Bij het IViR mocht ik als stagiair eens een noot voorbereiden voor de grote Dommering. Ik vroeg verbaasd of we echt van de Hoge Raad zelf de processtukken hadden gekregen. Egbert zei me vaderlijk dat ik ‘het middel en de ST’ waarschijnlijk niet hoefde te lezen, omdat daar ‘meestal alleen maar parmantige flauwekul in staat’. Ik knikte keurig en deed dapper of ik wist wat een ‘ST’ was. Of we die stukken wel mochten hebben, vond Dommering “juridisch eigenlijk wel een aardige vraag”, maar het was “wel zo praktisch natuurlijk”.
Op een congres voor de viering van ‘zoveel jaar NJ’ werd de Hoge Raad door Kluwer “enthousiast bedankt voor alle steun”. In de zaal werd beschaamd gelachen. De mevrouw van Kluwer begreep duidelijk niet waarom. “Zonder jullie had de NJ nooit zo’n succes kunnen worden”, verduidelijkte ze nog. De president keek indringend naar zijn schoen. Het bleef even stil. De auteursrechtwetgever, de voetnootjes van Gerard Schuijt over het werkgeversauteursrecht, de open brief van Dirk Visser; het had op het grote Kluwer allemaal weinig indruk gemaakt. De vervlechting met de universitaire gemeenschap en de rechtspraak zou nog wel even blijven bestaan.
Maar toch; het ongemakkelijke lachje verraadde dat het niet altijd zo zal blijven. De managers, elkaar hysterisch napratend, roepen al jaren af en toe ‘open source’ in hun onnavolgbare zalvende teksten, en de universiteit is inmiddels toch een beetje in beweging. Het is natuurlijk geweldig dat de rechterlijke macht de economie er bovenop wil helpen door Kluwer te steunen, maar los van de juridische vraagtekens die dit toch wel oplevert, ‘voelt het niet zo logisch’ dat in ruil voor wat koektrommels en een schijntje van de winst inhouse een commerciële uitgever wordt bediend met activiteiten die ze in Oostenrijk voor hun eigen website doen.
Vooral niet omdat de Hoge Raad bij Kluwer voor een duizelingwekkende hoeveelheid geld de eigen arresten weer terugkoopt; zowel op papier als digitaal. Over tien jaar heeft de Hoge Raad hopelijk zijn eigen databank waar de Raadsheren – tot verbijstering van buitenlands bezoek – zelf over nadenken.