Dat moet toch een onaangename verrassing voor de Orde zijn geweest. Spreker Folkert Jensma schetste tijdens het Gerbrandydebat een gitzwart beeld van de hedendaagse Nederlandse advocatuur. Het is allemaal ‘heel erg treurig’ gesteld met de beroepsgroep, aldus de journalist.
Door Lucien Wopereis
De Nederlande advocatuur laat volgens Jensma verstek gaan bij het beschermen van de machtelozen in de samenleving, gaat klakkeloos mee in de zakelijke wensen van zijn cliënt (zie de Panama en Paradise Papers), werkt mee aan de vermenging van onder- en bovenwereld en heeft zich onvoldoende verzet tegen het kwijtraken van overheidsgeld voor de gefinancierde rechtsbijstand.
Advocaten ‘leading’ bij het in stand houden van de rechtsstaat, zoals de Ferdinand Grapperhaus vlak voor zijn aantreden als minister beweerde in Lawyers Tour van de Beroepsopleiding Advocaten? Njet, aldus de journalist.
Het Gebrandydebat is een debat, en Jensma zette om die reden zijn betoog misschien wat zwaar aan. Immers, er zijn in de advocatuur recent verschillende nieuwe initatieven gelanceerd op het gebied van pro bono-werk (Pro Bono Connect, Pro Bono Club), en veel advocaten worden vanuit het kantoor ook verplicht om een percentage van hun werktijd te besteden aan pro bono-activiteiten. DLA Piper profileert zich heel nadrukkelijk als een kantoor dat vluchtelingen met raad en daad bijstaat. Heel goed. Er gebeurt dus wel degelijk wat.
De advocatuur – en ook de bemiddelende organisaties die zich daarmee bezig houden – zou er goed aan doen om die inspanningen beter voor het voetlicht te brengen. De woorden van Jensma brengen namelijk een ander probleem aan de oppervlakte: het imago van advocaten, en het gebrek aan gemene deler binnen de beroepsgroep. Voor wat betreft dat laatste: de Zuidasadvocaat is in geen enkel opzicht meer te vergelijken met de advocaat die werkzaam is in de gefinancierde rechtsbijstand. Totaal verschillende werelden, inhoudelijk én financieel.
Als de Orde weer eens roept dat er meer geld naar de gefinancierde rechtsbijstand moet omdat de toegang tot het recht in gevaar is, dan wordt dat betoog direct in de wielen gereden door het beeld van de geslaagde en heel veel geld verdienende Zuidasadvocaat. De recente weigering van de politiek om meer geld te steken in de gefinancierde rechtsbijstand is volgens mij voor een belangrijk deel terug te voeren op die tegenstelling.
Er is ook geen ondelinge saamhorigheid: de Orde slaagt er niet in de achterban in de breedte op dat zo belangrijke thema van de toegang tot het recht te mobiliseren. Bij de grote demonstratie tegen bezuinigingen op de rechtsbijstand in 2011 in Den Haag was geen Zuidasadvocaat te bekennen. Nou, dat is niet helemaal waar: toenmalig deken Jan Loorbach – NautaDutilh – was erbij om de petitie ‘recht voor iedereen’ aan te bieden aan minister Opstelten.
Advocaten, kantoren en Orde zouden niet alleen beter zichtbaar moeten maken wat er nu al gebeurt, ze moeten ook méér doen. Zo hielden voormalig deken Germ Kemper en hoogleraar Mies Westerveld recent een pleidooi voor een op te richten fonds voor het financieren van opleidingsplaatsen in de sociale advocatuur.
De beren werden ook maar meteen op de weg losgelaten: ‘Punt is dat dit soort plannen eigenlijk niet goed zonder steun van de Orde van Advocaten kan. Die is echter terughoudend en dat heeft twee oorzaken. De Orde wil voorkomen dat de politiek aanleiding ziet om de rekening structureel bij haar te leggen, terwijl toegang tot het recht toch een overheidstaak is. Daarnaast is er in de Orde (en vermoedelijk juist ook bij de kleinere kantoren) niet genoeg draagvlak om eigen middelen te bestemmen voor deze taak.’
Zo strandt de boel al voor vertrek. Laat (grote) kantoren bij elkaar komen en dat solidariteitsfonds oprichten. Wacht niet op de Orde. Doe wat, ook voor u zelf.