Een Amsterdamse advocaat is door de Raad van Discipline met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd geschorst omdat hij het onderzoek van de deken frustreerde, en zijn kantoor – een kamer in een pand waarin ook een garagebedrijf is gevestigd – onbeheerd heeft achtergelaten. Een stafmedewerker van de deken kon het kantoor zo binnen lopen, en trof dossiers ‘open en bloot’ aan op tafels.
De advocaat stelde dat hij het kantoor wel degelijk heeft afgesloten. Volgens hem heeft hij de sleutel ‘in goed vertrouwen’ afgegeven aan iemand in het pand in verband met mogelijke calamiteiten. ‘Kennelijk heeft diegene de deur open gemaakt en vervolgens niet meer afgesloten,’ aldus de advocaat tijdens de zitting, die overigens met gesloten deuren plaatsvond.
De Raad van Discipline heeft er weinig geduld mee. ‘Voorts heeft verweerder zijn kantoorruimte in Amsterdam onbeheerd achtergelaten en de sleutel overhandigd aan derden die de deur kennelijk hebben geopend en vervolgens niet hebben afgesloten, zodat het voor onbevoegden mogelijk moet zijn geweest zich toegang tot die kantoorruimte te verschaffen en aldaar dossiers in te zien. De raad rekent dit verweerder zwaar aan. De raad stelt vast dat niet is gebleken dat verweerder zijn kantoororganisatie op orde heeft.’
Ook het niet reageren op verzoeken om informatie en onduidelijkheden over de vraag waar hij nou precies werkte – hij had eerder gemeld bij de Orde gemeld dat hij zich in Rotterdam zou gaan vestigen, maar hij bleef als advocaat ingeschreven staan in Amsterdam – zijn volgens de Raad reden voor ingrijpen. ‘Gelet op het bovenstaande komt de raad tot het oordeel dat verweerder er geen blijk van geeft zijn praktijk thans behoorlijk te kunnen uitoefenen, en er ook geen aanleiding is te veronderstellen dat dit op korte termijn wel het geval zal zijn, op grond waarvan de raad verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk zal schorsen. Uiteraard is het de verantwoordelijkheid van verweerder om zorg te dragen voor tijdige en adequate overdracht van zijn lopende zaken.’