Het zijn woelige tijden voor Nederlandse advocatenkantoren. Ga maar na: De Breij Evers Boon wordt opgesplitst, Höcker is al opgesplitst, net als iets langer geleden Hekkelman. Cees en UdinkSchepel werden onlangs nieuwe combinaties na een fusie, Dentons en Fieldfisher maakten hun langverwachte landing in Nederland en Kennedy Van der Laan, Damsté en De Haan openden vestigingen in respectievelijk Eindhoven, Amsterdam en Schiphol.
Door Lucien Wopereis
Last but not least: de rubriek Nieuwe Uitdaging bij… op Advocatie barst soms bijna uit zijn voegen. Veel advocaten stappen over naar de groenere weide aan de overkant, of beginnen met een paar geestverwanten een eigen kantoor. Ook zijn er enorm veel vacatures. Eerste, voor de hand liggende conclusie: de advocatuur is echt uit de crisis, kantoren investeren weer volop in personeel en nieuwe markten.
Dat is positief en dynamisch, maar de vraag is of er onderhuids niet meer gaande is. Vrijwel zonder uitzondering wordt bij de kantoorsplitsingen opgemerkt dat alles in pais en vree is verlopen, en dat er sprake is van een echtscheiding en geen vechtscheiding. Ik ben er uiteraard niet bij geweest, maar ik heb het sterke vermoeden dat er hier en daar ook wel slaande deuren aan te pas zijn gekomen.
Het voorkomen van conflicts of interest, dan? Dat lijkt vooral bij De Breij Evers Boon een deel van de verklaring voor de splitsing. Het is vrij voor de hand liggend dat je elkaar in de wielen kunt rijden als je actief bent in zowel in M&A als corporate litigation. Dennis de Breij gaf dat ook toe, al was het volgens hem geen directe oorzaak. “Toegegeven: doordat we de laatste jaren zo groeiden, kregen we wel meer te maken met zulke conflicten. Maar die zijn niet de directe aanleiding geweest. Het is wel een fijne bijkomstigheid dat het vanaf 1 januari niet meer zal voorkomen.”
Het plaatje overziend komt het op mij over dat veel advocaten en veel kantoren druk aan het voorsorteren zijn ter voorbereiding op, en onder druk van, een ongewisse toekomst. Het lijkt er op de heel lang klinkende mantra’s van het leger consultants – de noodzaak van focus, de opkomst van artificiële intelligentie, de steeds vaker ingeschakelde afdeling inkoop van bedrijven, commoditization en de relativering van het maatpak – zo langzamerhand wat meer begint te resoneren bij advocaten (lees echter ook wat collega Juriaan Mensch hierover schrijft).
Het jaarlijkse onderzoek Werken in de Advocatuur lijkt deze veronderstelling te bevestigen. In de editie van december vorig jaar stond ‘de opkomst van de digitale advocaat’ ineens op de derde plaats van ontwikkelingen waar respondenten zich zorgen over maken: 13% van de ondervraagden zei vorig jaar zich daar zorgen over te maken, tegenover 3% het jaar ervoor. Met 17% van de respondenten stond ‘afname van vraag naar producten en diensten die uw bedrijf levert’ op nummer 1 van de zorgenlijst. Een meerderheid van 60% maakte zich enigszins tot zeer druk over het economische klimaat, hetzelfde percentage als het jaar daarvoor.
Dat is dus de paradox: het gaat beduidend beter met de advocatuur, maar dat leidt niet tot minder zorgen en onzekerheden over de eigen toekomst. Integendeel. Soms zijn advocaten net gewone Nederlanders.