De puntentoekenning in toevoegingszaken staat niet meer in verhouding tot de daadwerkelijke tijdsbesteding door advocaten en andere juridische dienstverleners in een dossier. Dit concludeert de commissie Van der Meer in een tussenrapportage, zo bericht demissionair minister Blok van Veilig en Justitie de Tweede Kamer.
De commissie Van der Meer houdt zich momenteel bezig met de evaluatie van het systeem der puntentoekenning in de gefinancierde rechtsbijstand. In een woensdag gepubliceerde tussenrapportage deelt de commissie haar eerste bevindingen. Later volgt een voorstel over vernieuwing van het stelsel, dat in ieder geval niet moet leiden tot verhoging van de kosten van het stelsel, onderstreept Blok.
Uit het onderzoek van bureau Cebeon komt volgens de commissie het beeld naar voren van ‘een puntentoekenning die niet meer in verhouding staat tot de werkelijke tijdsbesteding door rechtsbijstandsverleners in het stelsel.’ Er zijn weliswaar grote verschillen per rechtsgebied, maar over de hele linie overtreft het aantal bestede uren sterk de huidige aantallen toegekende punten, schrijft de commissie. Dit is met name het geval in het personen- en familierecht: ‘Hier loopt de toekenning zelfs exceptioneel uit de pas met de gemiddelde feitelijke tijdsbesteding’.
Verder heeft de commissie opgemerkt dat de Raad voor Rechtsbijstand in strafzaken te soepel is in het toekennen van extra uren. Maar: ‘Als er eenmaal extra uren zijn toegekend, dan bestaat de indruk dat de raad over onvoldoende instrumenten beschikt om de doelmatigheid van de extra uren goed te kunnen beoordelen.’ Het al dan niet toekennen van extra uren legt volgens de commissie dan ook een te groot beslag op het stelsel als geheel. ‘De toekenning van extra uren zou in liet stelsel bij uitzondering moeten plaatsvinden, maar zeker bij strafzaken is dat niet het geval’. De commissie zal daarom aansturen op een hogere forfaitvergoeding, waardoor de drempel voor extra uren wordt verhoogd.
Verder constateert de commissie dat het huidige systeem prikkels bevat die ‘ongewenst procedeergedrag bevorderen’ en die ‘vanwege het ontbreken van een monitorsysteem met betrekking tot de puntentoekenningen niet aangepakt worden.’
De commissie zal daarom een evaluatie- en monitorsysteem voorstellen in het eindrapport, dat eind oktober wordt verwacht. Ook schetst de commissie in dit rapport wat de puntentoekenning per zaakscode zou moeten zijn met het oog op de gemiddelde tijdsbesteding (waarbij een punt staat voor een uur).