Een advocaat probeert aan te tonen dat hij heeft voldaan aan het urencriterium, vereist voor toepassing van zelfstandigenaftrek in de Wet inkomstenbelasting 2001. Daarbij strooit hij nogal kwistig met uren en reistijden, aldus het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het Hof rekent bijvoorbeeld uit dat hij ‘voor circa 8 voor cursussen gemaakte reizen ruim 150 uur nodig zijn geweest, ofwel gemiddeld circa 19 uur per cursus’. Niet aannemelijk, stelt het Hof.
De advocaat, die tal van nevenfuncties vervuld, stelt dat hij in het belastingjaar 2013 2.200 uren beroepsmatig bezig is geweest, ruim boven het minimum van 1.225 uren. Het aantal uren is erg hoog, ook in aanmerking genomen dat hij pas in augustus van 2013 is begonnen met zijn eigen advocatenkantoor.
Het Hof gelooft hem niet. ‘Naast zijn beroepsmatige werkzaamheden heeft hij een aanzienlijk aantal nevenwerkzaamheden verricht. Onder die omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de door belanghebbende gestelde omstandigheid dat hij als advocaat voortdurend bereikbaar was en lange werkweken maakte voldoende is om aannemelijk te achten dat hij in 2013 na de start van zijn onderneming op 19 augustus ten minste 1.225 uren heeft besteed aan werkzaamheden voor zijn onderneming.’
Ten aanzien van gestelde ontwikkel- en acquisitie-uren heeft de advocaat zich beperkt tot een schatting achteraf. Elk verifieerbaar gegeven met betrekking tot die uren ontbreekt, aldus het Hof. Zodoende is de advocaat niet geslaagd ‘in het leveren van het van hem verlangde bewijs’.
Klik hier voor de uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer