Een advocate overlegt tijdens een echtscheidingsprocedure de transcriptie van een opgenomen gesprek tussen een echtpaar in scheiding en de kinderpsychologen van hun minderjarige zoon. De man claimt dat zijn ex-echtgenote dit gesprek stiekem had vastgelegd en doet aangifte tegen haar. Ook dient hij een tuchtklacht in tegen de advocate van zijn ex-vrouw. Het is aan de Raad van Discipline om te oordelen of haar handelen tuchtrechtelijk door de beugel kan.
De juridische afwikkeling van de echtscheiding neemt al enkele jaren in beslag. Op gegeven moment ziet de procedure enkel nog op de zorgregeling van de minderjarige zoon van het scheidende koppel. Op zitting overlegt de advocate een transcriptie van een geluidsopname van een gesprek tussen de ouders en twee kinderpsychologen, opgenomen bij een kinderbehandelcentrum. De man doet hierop aangifte tegen zijn ex-vrouw, omdat zij dit gesprek volgens hem stiekem heeft vastgelegd. Begin februari 2017 legt justitie aan de vrouw een voorwaardelijk sepot op.
Vervolgens stapt de man naar de tuchtrechter: de advocate van zijn ex-vrouw zou immers stukken hebben ingediend ‘met gebruikmaking van uit misdrijf verkregen gegevens’. Daar is volgens de advocate geen sprake van: haar cliënte kwam zelf met de opname van het gesprek met de kinderpsychologen. En zelfs als de gegevens al onrechtmatig waren verkregen, dan nog rechtvaardigden de belangen van haar cliënte dat de transcriptie in het geding werd gebracht. Uit de opname viel namelijk op te maken hoe de man zijn ex-vrouw in een kwaad daglicht probeerde te stellen bij de therapeuten van hun kind.
Dat is een redenering waar de Raad van Discipline Amsterdam in een beslissing van 2 juni in mee kan gaan. De klacht ziet op het handelen van een advocaat van de wederpartij, die ‘een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen’. Wel moet een advocaat zich onthouden van middelen die ongeoorloofd zijn.
Maar ‘ook al zou op de wijze van verkrijging van een bewijsstuk het een en ander zijn aan te merken, dit betekent nog niet dat een advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt door dit stuk in een civiele procedure over te leggen. Het is immers aan de rechter voorbehouden om, indien de wederpartij tegen overlegging van een bewijsstuk bezwaar maakt, te oordelen over de toelaatbaarheid daarvan, waarbij hij rekening zal houden met alle relevante omstandigheden van het geval’, aldus de raad. In dit geval liet de civiele rechter de transcriptie toe.
Zodoende zal een advocaat ‘die een door zijn cliënt ter beschikking gesteld bewijsstuk in het geding brengt […], in het algemeen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. […] Hoewel het inbrengen van een bewijsstuk dat naar alle waarschijnlijkheid in strijd met de wet is verkregen – de cliënte van verweerster heeft hiervoor ook een voorwaardelijk sepot opgelegd gekregen – in beginsel niet hoort, is de raad van oordeel dat verweerster in dit geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de transcriptie in de civiele procedure over te leggen’.
En inderdaad: de transcriptie kan gelden als bewijsstuk dat de man zijn voormalig echtgenote in een kwaad daglicht probeert te stellen, vind ook de raad. Op het moment dat zij naar het toilet is, loopt de opname door, en is te horen hoe de man tegen de kindertherapeuten zegt dat zij mogelijk lijdt aan Münchausen by Proxy. ‘Door een dergelijke mededeling te doen aan de therapeuten, zonder dat de cliënte van verweerster hiervan wist of daarop kon reageren tijdens het gesprek, ontstond er voor de cliënte van verweerster een belang om de transcriptie over te leggen,’ aldus de raad.
De tuchtklacht is daarmee ongegrond.