“Die Mr. X is geschift en de Haagse RvD lijkt wel een kleuterschool: ‘Robbie moet onder begeleiding gaan leren dat hij geen krijtjes naar de juf mag gooien.’ Wat een soft gedoe, zeg.” Die reactie kreeg ik van een oud-advocaat toen ik had geschreven over mr. X, die geen respect kon opbrengen voor Orde, OM en collega’s.
Door Trudeke Sillevis-Smitt
In een tussenbeslissing zei de tuchtrechter dat men hem voorwaardelijk wilde schorsen omdat hij autoriteiten als het OM en de deken en andere leden van de Raad van de Orde bij voortduring schoffeerde. Bijzondere voorwaarde om tenuitvoerlegging van die schorsing te voorkomen: mr. X zou zich op eigen kosten moeten laten coachen door een oud-deken. De raad heeft dus nog hoop voor mr. X, al lijkt hij zich van eerbied voor de autoriteiten en confraternele welwillendheid niets aan te trekken.
Ik denk dat ze bij de Rotterdamse Orde intussen beginnen te hyperventileren als ze de naam van mr. X horen. Hij bekritiseerde Orde-gezagsdragers niet alleen om de manier waarop ze het toezicht uitoefenen, maar stak ook kritiek op hun functioneren als advocaat niet onder stoelen of banken. Hij diende klachten tegen dekens in, stond erop dat gesprekken werden opgenomen, liet exploiten betekenen aan kantoor- én huisadressen. Een lid van de Raad van de Orde wilde mr. X na een rotopmerking zelfs niet meer de hand schudden – dat zegt althans mr. X, en eerlijk gezegd: je ziet het zo voor je. De punten die hij mogelijk terecht maakt, raken volledig ondergesneeuwd in de lawine van badinerende, achterdochtige en beledigende opmerkingen die hij over de stumpers hier op aarde uitstort.
Kan mr. X zijn leven beteren, en ligt er een taak voor de tuchtrechter om daarop in te zetten? Het is toch zeker je eigen pakkie-an om je aan normale gedragsnormen te houden? En in hoeverre kun je de belangen van cliënten goed behartigen als je met iedereen ruzie maakt?
Toch moest ik even denken aan het onsterfelijke advies dat voormalig secretaris van de Orde Jan Suyver bij zijn afscheid aan de Orde meegaf: ‘Koester uw excentriekelingen.’ De wild om zich heen slaande mr. Enait zorgde voor heel mooie jurisprudentie over opstaan voor de rechter en vrijheid van godsdienst – voordat het uiteindelijk toch slecht met hem afliep omdat hij een cliënt echt slecht had behandeld. Ook Meindert Stelling – geschrapt door de raad, zaak loopt in hoger beroep – stelt ieders geduld op de proef, maar zijn cliënten lopen met hem weg. Maar dan heb je het wel over principiële zaken.
Het feit dat dekens tot wanhoop worden gedreven mag an sich geen reden zijn om een advocaat uit het vak te zetten. Zonder het echt te hebben onderzocht, krijg je uit de tuchtjurisprudentie de indruk dat in bepaalde arrondissementen meer met krijtjes wordt gesmeten dan in andere. Misschien kan aan mr. X in dat opzicht een (extreme) signaalfunctie worden toegeschreven. Als sprake is van bovengemiddeld wantrouwen in de plaatselijke balie, dan valt in elk geval te hopen dat de Orde daar ook iets aan probeert te doen.
Op 22 mei mochten de deken en mr. X zich tegenover de tuchtrechter uitlaten over de voorgenomen maatregel. Ik ben benieuwd waar mr. X mee gekomen is. Misschien heeft hij aangeboden de deken te coachen. Of misschien heeft hij de tuchtrechters uitgenodigd eens bij hem op kantoor te komen praten over de wijze waarop het tuchtrecht moet worden gepraktiseerd. Of je zo’n houding met een van bovenaf opgelegd coachingstraject kunt veranderen – dat is een interessante vraag, waarop we het antwoord hopelijk in de toekomst nog eens zullen krijgen.