Als je een regime een vingerkootje geeft, dan rukt het de hele arm van je romp. En vervolgens al je andere ledematen. Waarna ze het terug willen plakken op zo’n manier, dat ze alleen werken zoals het regime dat wenst. Met het regime dat heerst over de orde van advocaten is dat niet anders.
Door Georg van Daal, advocaat te Den Haag
Het vingerkootje heet in het geval van het advocatenregime ‘bewaking van de kwaliteit van de praktijkvoering en de vakbekwaamheid’. Ik schreef daarover eerder. Het sloop al van 8 naar 16 naar 20 opleidingspunten, maar nu ‘kwaliteitsbewaking’ als plicht van de orde in de herziene Advocatenwet staat, is het hek van de dam.
Wegens het immer nog niet ingevoerde te vernieuwen artikel 26 Advocatenwet kreeg de advocatuur al de fopspeen van de gestructureerde feedback opgespeld, in plaats van de in de toekomst wettelijk voorgeschreven controles door ‘deskundigen’ van een overigens niet te definiëren kwaliteit.
Eduard van Staden ten Brink’s muizengat is ondertussen echter om nóg een reden zo groot geworden als een Porta Nigra, waardoor het regime moeiteloos met ijzerbeslagen laarzen de praktijk van de individuele advocaat binnenmarcheert, om de illusie van het vrije beroep voorgoed naar de andere wereld te helpen. Die reden is artikel 28 Advocatenwet op basis waarvan de centrale raad van de orde verordeningen kan vaststellen over de vakbekwaamheid. Dát wordt thans door het regime aangegrepen met een voorstel tot wijziging van de verordening op de advocatuur. Daarover is nu een consultatieronde geopend, waarin iedere advocaat tot 30 mei 2017 kan laten weten wat zij of hij ervan vindt.
Maar is er dan een tekst beschikbaar die exact duidelijk maakt welke wijzigingen van die verordening het regime voor ogen heeft, zoals dat bij echte consultaties over wetgeving gaat? Nee hoor, natuurlijk niet. In het laatste Advocatenblad en op de site van de orde worden daarover wel verhalen gesponnen, maar de exact voorgenomen wijzigingen van de verordening blijven in nevelen gehuld. Dat neemt niet weg dat advocaten wél hun stem moeten laten horen.
De gecombineerde spin is natuurlijk bescherming van de ‘zwakkeren’ en de waarborging van de kwaliteit van iedere advocaat die zich specialist durft te noemen. Daarvoor zou het rechtsgebiedenregister op de schop moeten en wordt registratie daarin geen recht, maar – heel eng – een verplichting.
Overigens ook als je je als advocaat daarin níet registreert, maar je anderszins als specialist manifesteert, val je onder maatregel twee. Dat is het behalen van minstens tien opleidingspunten op je gemanifesteerde specialisatiegebied. ‘In eerste instantie,’ zo heet het onheilspellend in het Advocatenblad, is daarbij gekozen voor rechtsgbieden met de ‘kwetsbare cliënt’ als uitgangspunt. Dus: strafrecht, huurrecht, arbeidsrecht, vreemdelingenrecht en nog vier andere gebieden die overigens alle gemeen hebben daar de meeste toevoegingen spelen. Maar wegens die ‘eerste instantie’ gaat dat aantal gebieden natuurlijk fluks omhoog, zodra het regime dit foute mechanisme zal hebben gescoord.
Toen ik op de site van het Advocatenblad keek, vond in de poll over dit voornemen 57 % het gelukkig al geen goed idee. Maar het regime zal alles dat geen echte deelname aan consultatie is negeren. Ik roep de advocaten van Nederland op nou eens op te staan en hun stem te laten horen. Ik hoop natuurlijk dat ze het voornemen net als ik slecht, gevaarlijk en vooral onzinnig vinden.
Ik kan in een column helaas slechts kort zijn over een aantal van de redenen waarom dit slechte plan niet verder mag komen dan wat het is, namelijk een slecht plan. Ik hoop dat iedereen inziet dat dit de zoveelste bijl is aan de wortel van het vrije beroep. Bovendien is het de zoveelste verdekte aanval van het regime van de orde op de ruggengraat van de Nederlandse advocatuur: de kantoren met één tot vijf advocaten, die 3700 van de in totaal zo’n 4300 kantoren uitmaken. In de regel betrouwbare lieden met lokale, vaste ondernemingscliënten en incidentele particulieren die hen alles vragen. Hén wordt het leven met deze maatregel weer eens flink moeilijke gemaakt, doordat ze in sommige gevallen wel zo’n 40 tot 50 opleidingspunten zullen moeten gaan halen.
En laat ik mezelf eens tot voorbeeld nemen, als verbonden aan één van die 74 kantoren met 21-60 advocaten. Mogen mijn vaste cliënten met vele tientallen tot honderden miljoenen omzet mij straks niet meer bevragen over allerlei rechtsgebieden waarvan ze weten dat ik daarin niet specialiseer, maar die om allerlei redenen mij toch als hun advocaat wensen?
Deze regels zijn wederom de door de onvolprezen Van Staden ten Brink zo genoemde buitenkantregels. Ze voegen niets toe. Tien uurtjes snurken op een cursus en je mag je specialist noemen? En wie controleert dan weer de kwaliteit van al die cursusgevers? De regels zijn ook nog eens nauwelijks te handhaven, en zullen dus in de gebruikelijke Pavlov-reactie van ieder regime leiden tot steeds indringender controlemechanismen.
In de bescherming van de zwakkeren is bovendien elders al voorzien. Immers, de raad voor de rechtsbijstand verlangt van hen die zich voor hun werk via toevoegingen willen laten betalen al dat ze een aantoonbaar bijgehouden opleidingsniveau hebben. Voor de sterkere cliënten, altijd het noodzakelijk complement van de zwakkeren, die specialisten zoeken, voorzien de steeds talrijker specialisatieverenigingen al in strenge opleidingsvereisten. Kortom: niet doen, dit door en door slechte plan.