Ze kende de procesregels voor het kort geding niet, weigerde als bestuurder van een auto een ademanalyse, werd veroordeeld wegens rijden zonder rijbewijs, beïnvloedde getuigen volgens het OM op ontoelaatbare wijze en gedroeg zich ‘onbehoorlijk’ jegens cliënt en ambtenaren in een zedenzaak. Onder deze omstandigheden heeft de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten terecht geweigerd een stageverklaring te verstrekken aan een stagiaire-ondernemer, oordeelt de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel.
We schreven eerder over dit geval: de advocate kreeg in februari 2017 door de Raad van Discipline een spoedschorsing opgelegd omdat ze bleef doorwerken ondanks het ontbreken van een stageverklaring. In maart 2017 werd de schorsing door het Hof van Discipline ongedaan gemaakt. Ze mocht doorwerken als advocaat, zij het onder toeziend oog van een ‘ervaren advocaat als ware deze haar patroon’.
In de eerdere beslissingen ging het vooral over het ontbreken van de stageverklaring, maar werd niet duidelijk waarom ze die niet had gekregen. Aan de lijst van volgens de Algemene Raad ongewenste gedragingen kan nog worden toegevoegd dat ze gesprekken met de deken opnam zonder diens medeweten en dat ze onjuiste informatie verstrekte aan de Raad voor de Rechtsbijstand. Ook vroeg ze toevoegingen aan voor zaken die haarzelf betroffen en was haar advocatenpraktijk gedurende drie jaar ‘structureel verlieslatend’.
De voorzieningenrechter is met de Algemene Raad van oordeel dat verzoekster er tijdens haar stageperiode ‘meerdere malen blijk van heeft gegeven niet over de juiste grondhouding als advocaat te beschikken, zoals door onjuiste informatie te verstrekken aan de Raad voor de Rechtsbijstand en het aanvragen van toevoegingen en declareren voor zaken die haar zelf betroffen, alsmede door haar rol en houding bij verkeersdelicten en bij het verhoor van een jonge verdachte van een zedendelict’.
De stagiaire-ondernemer, werkzaam in Noord-Nederland, kan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Gaat ze daartoe over, dan kan ze ook nog in hoger beroep tegen de beslissing van de voorzieningenrechter.