Begin deze eeuw barstte bij de Nederlandse Orde van Advocaten de discussie los over no cure no pay. Er werd wat afgediscussieerd over het onderwerp, met aan de uiterste zijden van het spectrum grofweg als standpunt: de bevordering van de toegang tot het recht versus de vrees voor snelle gladde zakkenvullers. De emoties liepen hoog op toen minister Donner in 2004 zelfs een verordening over no cure no pay van de Nederlandse Orde van Advocaten vernietigde.
Door Lucien Wopereis
Volgens Donner werd de advocaat met no cure no pay teveel belanghebbende bij de uitkomst van de zaak. Dat zou leiden tot ‘belangenvermenging’. Verder zouden advocaten enkel krenten uit de pap vissen. Zaken met minder kans op succes zouden ze links laten liggen, hoewel de betrokkenen bij die zaken net zo goed een advocaat verdienen. De vernietiging van de verordening van de Orde was een bold move van de doorgaans zo bedaarde Donner.
In 2015 stemden de VVD en PvdA alsnog in met een experiment met no cure no pay bij letselschadezaken. Dat heeft geleid tot 64 zaken met een no cure no pay-prijsafspraak, becijferde het Financieele Dagblad afgelopen maandag. De woordvoerder van de Nederlandse Orde van Advocaten wist volgens de krant vervolgens niet of dat veel of weinig is. Letseladvocaat De Witte wist het meteen: 64 zaken in drie jaar tijd is heel erg weinig, afgezet tegen de vele duizenden letselschadezaken die jaarlijks worden behandeld.
De vraag is wat daar achter zit. Zien cliënten het niet zitten? Is het teveel administratieve rompslomp? Maken advocaten no cure no pay-afspraken zonder dat te melden bij de Orde – wellicht ook buiten het domein van de letselschade?
Bekend voorbeeld van dat laatste is natuurlijk Korvinus. Die maakte een no cure no pay-afspraak op het moment dat vast stond dat de staat bereid was een aanzienlijke vergoeding te betalen aan klokkenluider Bos. Korvinus bedong een honorarium van tien procent van de schadevergoeding, terwijl hij nog amper werkzaamheden hoefde te verrichten. Dat werd uiteindelijk 10% van 1,7 miljoen euro, oftewel 170.000 euro. Het was een bevestiging van de vrees van Donner: er zullen advocaten zijn die zich schuldig maken aan lange halen, snel thuis.
Maar vaak is de uitslag van een zaak natuurlijk niet bekend. No cure no pay kun je vergelijken met durfkapitaal: je kunt er veel mee verdienen, maar je kunt ook met lege handen achterblijven. Leuk voor wie het zich kan veroorloven, maar kennelijk een stuk minder aantrekkelijk voor advocaten die gewoon een bedrijf moeten runnen.
No guts no glory, dus. Dat laatste, no glory, geldt dan ook voor de toegang tot het recht.