De rechtbank Den Haag heeft deze maand een advocaat veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van bijna vier ton aan een voormalig cliënte als gevolg van twee beroepsfouten. Bijna tien jaar terug gaf hij de erven van de oprichter van de gefailleerde assurantiebemiddelaar DF Nederland verkeerd advies over de verwerping van een nalatenschap, waarna hij zich in een procedure namens de erven vergat te stellen, blijkt uit de uitspraak van 1 februari.
Door Joris Rietbroek
DF Nederland gaat eind oktober 2003 failliet, nadat in februari 2002 bijna alle aandelen voor 4,5 miljoen euro zijn verkocht aan een andere beheermaatschappij. De curator stelt deze holding aansprakelijk voor een geconstateerd faillissementstekort bij DF Nederland en de hieruit voortvloeiende schade voor de crediteuren. Ook stelt de curator de voormalig bestuurder van DF Nederland aansprakelijk.
Deze oud-bestuurder laat zich vanaf april 2004 adviseren door de betreffende advocaat, die tegenover de curator alle aansprakelijkheid afwijst. Het gevoerde beleid na het vertrek van de bestuurder en wijzigingen in het verdienmodel zijn volgens hem de oorzaak geweest van het faillissement.
Als de oud-bestuurder in juli 2006 overlijdt, zijn zijn vrouw en kinderen erfgenaam. De curator dagvaardt hierop een jaar later de erven: hij vordert een hoofdelijke veroordeling tot betaling van ruim 2,7 miljoen euro ter aflossing van de schuld die de holding heeft bij DF Nederland. De advocaat adviseert de erven hierop om de nalatenschap – waar die schuld deel van uitmaakt – zo snel mogelijk te verwerpen. Het risico bestaat anders namelijk dat de erven uiteindelijk een totale schadevordering van acht miljoen op hun bord krijgen.
De verwerping van de nalatenschap wordt in september 2007 vastgelegd, waarop de curator beslag legt op de woning van de vrouw. Vervolgens stelt de advocaat zich niet namens de erven in een door de curator aangespannen bodemprocedure, waarna zij eind november 2007 door de rechtbank Den Haag bij verstek worden veroordeeld. De vrouw wordt gesommeerd om in totaal 7,3 miljoen euro aan de curator te betalen.
Schikking
Een nieuw bodemgeschil volgt, met als een van de centrale vragen of zij de erfenis voor de formele verwerping al zuiver had aanvaard. Dit is volgens de rechtbank Den Haag inderdaad het geval, aldus een vonnis uit juni 2010. Haar advocaat schreef in april 2007 bovendien in een brief aan de holding: ‘Ik hoop daarom dat de erfgenamen het advies hebben opgevolgd om de nalatenschap te aanvaarden op het voorrecht van boedelbeschrijving’.
In hoger beroep laat de vrouw zich bijstaan door een andere advocaat. Die onderhandelt met de curator, om in juli 2012 tot een vaststellingsovereenkomst te komen. Hierin is afgesproken dat zij 350.000 euro plus proceskosten betaalt aan de curator, en daarmee is de kous voor haar af. Het is voor haar reden een schadevergoeding van ruim 370.000 euro te eisen van de advocaat die volgens haar tot twee keer toe de fout inging: hij adviseerde niet direct na het overlijden van haar man over het verwerpen dan wel aanvaarden van de nalatenschap en hij voerde geen verweer in de eerste bodemprocedure.
‘Geen deugdelijk onderzoek’
De rechtbank Den Haag bevestigt in de uitspraak van 1 februari jl. dat de vrouw schade heeft geleden als gevolg van deze beroepsfouten. Vaststaat dat de advocaat zich in zijn advies over de verwerping van de nalatenschap enkel baseerde op mondelinge informatie van de eiseres en hierna geen verder onderzoek deed of de erfenis al zuiver was aanvaard. ‘Daartoe was temeer aanleiding gelet op de hoogte van de vorderingen van de curator. […] Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] daarmee in strijd met de op hem als advocaat rustende zorgplicht tot het doen van deugdelijk onderzoek gehandeld’.
Bovendien zou de eiseres de door de curator gevoerde bodemprocedure uit 2007 – waarin de advocaat zich niet had gesteld – zeer waarschijnlijk hebben gewonnen, aldus een uitgebreide trial within a trial uiteenzetting in het vonnis. ‘Naar de inschatting van de rechtbank zouden de vorderingen van de curator in de eerste bodemprocedure zijn afgewezen. Dat betekent dat [gedaagde] in beginsel gehouden is alle schade te vergoeden die [eiseres] heeft geleden ten gevolge van de door hem gemaakte beroepsfout’.
Die schade bedraagt niet alleen de ruim 372.000 euro, maar ook op jarenlange betaalde 10% rente over een hypothecaire lening van 150.000 euro die de eiseres had gesloten om het schikkingsbedrag aan de curator te kunnen betalen.