De Raad van Discipline heeft een Amsterdamse advocaat van het tableau geschrapt wegens overtreding van het voor advocaten geldende provisieverbod. De advocaat nam zogenaamd administratieve diensten af van een BV., die cliënten naar hem doorverwees en in ruil hiervoor 50% van de bijbehorende toevoegingen kreeg. Intussen ontmoette de advocaat deze cliënten niet eens.
Door Joris Rietbroek
De Amsterdamse tuchtrechter legde de advocaat de zwaarste maatregel op omdat hij al eerder in de fout was gegaan. Begin 2015 schorste het Hof van Discipline hem een maand nadat hij ‘klaagster van echt had gescheiden, zonder dat zij daarvan op de hoogte was’. De advocaat had deze vrouw niet eerder ontmoet of gesproken: het was een van de zaken die hij had verkregen via de ABFIAD-groep, een bedrijf waar uitsluitend juristen werken.
De advocaat diende de aangeleverde stukken van dit bureau steevast in bij de rechtbank zonder de inhoud te controleren. Meerdere stukken bleken inhoudelijk zwaar ondermaats. Bovendien ontving ABFIAD 30% van de toevoegingen die voor deze cliënten werden verstrekt en 40% van de declaratie in reguliere zaken. Zo’n samenwerkingsverbod is in het kader van het provisieverbod niet toegestaan: ‘Het is een advocaat niet geoorloofd een beloning of provisie toe te kennen voor het aanbrengen van opdrachten’, aldus gedragsregel 2 lid 2.
Toch gaat de advocaat na zijn schorsing een soortgelijke constructie aan, dit keer met een bureau in Amsterdam-Zuidoost, eigendom van ‘boekhouder H.’. Hiervoor vestigt hij zijn kantoor zelfs in hetzelfde bedrijfspand. Deze boekhouder verwijst klanten met juridische problemen door naar de advocaat, die in ruil hiervoor ‘als verdeling van de toevoegingsvergoeding een of twee punten aan de heer H. zal afstaan’. In eerste instantie althans, want nadere afspraken moeten nog volgen. Verder betaalt de advocaat het kantoor maandelijks 1000 euro bij wijze van ‘gemeubileerde huur’.
Juist dit bedrijf dient in oktober 2015 een klacht over de advocaat in bij de deken: hij zou de later gemaakte mondelinge prijsafspraak hebben geschonden, ofwel betaling van 50% van de toevoegingsgelden uit gezamenlijke dossiers. De samenwerking is dan al verbroken. Ook blijken er klachten te zijn namens vijf cliënten: hij heeft in bezwaarprocedures zeker vier bezwaarschriften ingediend zonder dat hij de desbetreffende cliënten heeft gezien of gesproken. Ook stelde hij in een zaak hoger beroep in zonder de toestemming van een cliënte.
Naast overtreding van het provisieverbod en ‘volharding in zijn wijze van praktijkvoering die ten grondslag lag aan de eerdere schorsing’, verwijt Amsterdams deken Van Regteren Altena de advocaat ook dat hij de belangen van zijn cliënten verwaarloost ten gunste van zijn eigen gewin. De Raad van Discipline kan dit in de gegrondverklaring van het dekenbezwaar alleen maar beamen: ‘Dat deze prijsafspraak, zoals verweerder stelt, zag op de administratieve dienstverlening door B B.V. aan zijn kantoor, acht de raad niet aangetoond’. Bovendien heeft de advocaat door de prijsafspraak te ontkennen ‘de deken willens en wetens onjuist voorgelicht’.
Niet alleen krijgt de advocaat in iedere afzonderlijke klachtzaak een onvoorwaardelijke schorsing van zes weken, uiteindelijk schrapt de Raad van Discipline hem van het tableau. ‘Verweerder is vanaf 2014 door de deken herhaaldelijk gewezen op de gebreken aan en zorgen omtrent zijn kantoororganisatie en praktijkvoering en ook de raad heeft verweerder hiervoor eerder al een (zware) maatregel opgelegd. Verweerder heeft er echter geen blijk van gegeven zich daar iets van aan te trekken […] en volhardt in een ontoelaatbare wijze van praktijkvoering, zodat niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan de maatregel van schrapping’.