Een advocaat irriteert zowel een rechtbank als een gerechtshof zodanig dat hij de belangen van zijn cliënten meer schaadt dan behartigt. De zittende magistratuur? Een ‘legistische satan’, aldus de advocaat in een van zijn vele brieven. Op 6 februari kreeg hij na een dekenbezwaar een voorwaardelijke schorsing van twee weken van de Raad van Discipline.
Door Joris Rietbroek
Het is de president van de rechtbank Rotterdam die in december 2014 als eerste aan de bel trekt bij de deken. In een zaak waarin de advocaat een vrouw bijstaat die uit het ouderlijk gezag gezet dreigt te worden, probeerde hij onder meer de samenstelling van de zittingscombinatie te beïnvloeden. Er volgt hoger beroep als de Rotterdamse rechtbank de vrouw inderdaad uit het ouderlijk gezag ontheft.
Vervolgens is het de president van het Gerechtshof Den Haag die de deken inlicht dat de advocaat over de ‘grenzen van het toelaatbare’ is gegaan. Zo zei de advocaat: ‘In de meer dan 20 jaar dat ik in de rechtszaal opereer heb ik nooit naar één rechter ook maar gehint met een wraking. Mocht mij edoch ook maar het verdere vermoeden bekruipen dat als de deken binnenkort bij mij op de koffie komt […], dat dan de rapen ook via de media goed gaar zijn! Dat zult u snel – en pijnlijk – merken wat de op sterven na dode onafhankelijke advocatuur nog vermag. Denk erom, ik kan meer bewijzen dan u denkt!’
De poging tot wraking volgt inderdaad, maar na een bemiddelingsgesprek tussen de president en de advocaat in het bijzijn van de deken, trekt de advocaat dit verzoek in. Enkele maanden later gaat hij er echter opnieuw met gestrekt been in: een spoedverzoek tot een voorlopige voorziening voor zijn cliënte is ‘tevens een voorwaardelijk wrakingsrekest en aanzegging aangifte rechtsweigering ten einde bruggen te bouwen’. De dag voor de behandeling van dit spoedverzoek door het hof, dient hij opnieuw – tevergeefs – een wrakingsverzoek in.
Verder stuurt hij een bezwaarschrift tegen een dagvaarding in een strafzaak niet alleen aan het landelijk parket, maar ook aan de wrakingskamer van de rechtbank Amsterdam en aan twee politieke partijen. Intussen bestookt hij de voorzitter van de rechtbank Rotterdam met brieven. Meer bemiddelende gesprekken tussen rechtbank, hof en advocaat volgen, maar de advocaat lijkt verder in zijn standpunten te verharden en past zijn werkwijze niet aan, aldus de deken.
Onbetamelijke toonzetting
Volgens diens dekenbezwaar heeft de advocaat meerdere gedragsregels overtreden vanwege zijn ‘omgang met de zittende en staande magistratuur’, de onbetamelijke toonzetting van zijn betogen die irritatie veroorzaakt en zijn bemoeienis met de samenstelling van gerechtelijke colleges. Dit maakt dat hij meer zijn eigen belangen dan die van zijn cliënten naar voren schuift, aldus de deken; een conclusie die de Raad van Discipline ’s-Gravenhage beaamt.
Door deze manier van optreden raken de belangen van zijn cliënten ondergeschikt ‘aan de wijze waarop hij zijn visie op het rechtssysteem voor het voetlicht tracht te brengen’, aldus de raad. Dat blijkt ook uit de beslissing in een andere tuchtzaak die gelijktijdig loopt. In deze zaak van een minderjarige omtrent een verzoek tot gesloten jeugdhulp lijkt de advocaat vooral misstanden in de jeugdzorg te willen aantonen. ‘Verweerder heeft zich onvoldoende gericht op het concrete belang van zijn cliënt in deze individuele zaak en de ter zake dienende juridisch relevante criteria,’ stelt de raad. ‘Hij heeft de zaak van zijn minderjarige cliënt gebruikt om aandacht te vragen voor een – zijns inziens – hoger doel, te weten het aan de kaak stellen van misstanden binnen de jeugdzorg, het onderwijssysteem en de gerechtelijke procedure’.
In die afzonderlijke zaak krijgt de advocaat een berisping, naast de voorwaardelijke schorsing van twee weken naar aanleiding van het dekenbezwaar. Want: ‘Verweerder probeert in zijn brieven, processtukken en ter zitting onophoudelijk om invloed uit te oefenen op de wijze waarop – in zijn visie – in algemene zin rechterlijke colleges moeten worden samengesteld en juridische procedures moeten worden gevoerd. Verweerders brieven en processtukken zijn zeer lastig te lezen, maken een verwarde indruk en er wordt daarin lang en naar het zich laat aanzien onnodig uitgeweid over zaken die in het concrete geval juridisch niet van belang zijn. […] Zo laat verweerder zich over de staande en zittende magistratuur uit in termen als “geheim genootschap” en “legistische satan” en dreigt hij met wraking alsmede inzet van media en politiek om zijn standpunten door te drukken’.