Ik weet niet of Van der Steur in 2011 al in een kasteel woonde, maar hij had in elk geval een ridderpak en -paard, waarmee hij ten strijde trok tegen advocaten die meer toevoegingszaken behandelden dan was toegestaan. Op 17 augustus 2011 twitterde hij: ‘Vanmorgen mijn zorgen over Groningse frauderende advocaten besproken met Orde en Raad vd Rechtsbijstand. De fraudeurs worden hard aangepakt’. Het klonk een beetje hetzerig.
Door Trudeke Sillevis Smitt
De advocaten in kwestie hadden op naam van collega’s toevoegingen aangevraagd, en dat mag natuurlijk niet. Maar ze hadden wel gewoon hun cliënten bediend voor het toevoegingsgeld dat ze ontvingen.
In 2012 kwam Van der Steur met een ‘VVD voorstel voor kwaliteitsverbetering van de advocatuur’. Het tuchtrecht moest veel strenger, vond hij. ‘Zelfs het frauderen met bonnetjes of het verzwijgen van zwarte inkomsten, het voeren van onnodige en kansloze procedures of het veronachtzamen van de belangen van cliënten, leidt vaak pas na jaren tot een opgelegde maatregel, maar geschrapt wordt er zelden. Ernstige overtreding van artikel 46 van de advocatenwet betekent eenvoudigweg dat de betrokkene niet thuishoort in de geprivilegieerde beroepsgroep en dat dient consequenties te hebben.’
Van der Steur sprak die ferme taal als volksvertegenwoordiger, dezelfde hoedanigheid waarin hij minister Opstelten souffleerde wat die wel en niet aan de Kamer moest vertellen in de bonnetjesaffaire. In een eerste reactie op de uitzending van Nieuwsuur van afgelopen maandag verwees Van der Steur naar zijn woorden in het Kamerdebat in 2015: ‘Ik verwijt mijzelf dat ik mijzelf niet al eerder die dringende vraag heb gesteld: had ik in die periode nog goed genoeg het verschil in de gaten tussen de medewetgevende rol en de controlerende rol in de contacten met de minister over dit specifieke onderwerp?’
Maar het ging helemaal niet om het verschil tussen de medewetgevende en de controlerende rol van een Kamerlid. Die hele affaire had niks met wetgeven te maken. De Kamer was hard bezig haar controlerende taak zo goed mogelijk uit te voeren, tegen alle leugens in.
Waar Van der Steur tussen moest kiezen, was zijn rol van volksvertegenwoordiger enerzijds, en die van partijvriendje van de excellenties op het pluche anderzijds. Hij koos voor het pluche, en zie eens waar hij nu zit.
Als volksvertegenwoordiger ben je advocaat van ons allemaal. Zo beschouwd zijn wij, de cliënten, door onze advocaat volledig in de steek gelaten. Van der Steur trad voor ons op, maar adviseerde stiekem de wederpartij. Ik vind dat een stuk erger dan een toevoeging aanvragen op naam van een ander om vervolgens keurig de belangen van je cliënt te behartigen. Of is dat te hetzerig? In ieder geval valt zulk gedrag onder ‘het veronachtzamen van de belangen van cliënten’, waarvoor Van der Steur zelf zo hartstochtelijk schrapping bepleitte.
Natuurlijk, Van der Steur beging die doodzonde niet in zijn hoedanigheid van advocaat. Maar hij wás dat nog wel. En hij liet zich er ook op voorstaan. Onderaan dat voorstel voor kwaliteitsverbetering uit 2012 stond: Ard van der Steur is lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de VVD en woordvoerder justitie. Hij is advocaat en mede-oprichter van Legaltree, een samenwerkingsverband van advocaten.
En het advocatentuchtrecht is op advocaten van toepassing, welke pet ze ook op hebben. Als je je bij de vervulling van een andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, ben je daar tuchtrechtelijk op aanspreekbaar.
Als mr. Van der Steur zich ooit weer aan de poort van de balie meldt, zou ik me als Orde even achter de oren krabben. Want lui die rommelen met bonnetjes, en die de belangen van degenen die zij vertegenwoordigen veronachtzamen, die horen in de geprivilegieerde beroepsgroep niet thuis, toch?