De Rotterdamse deken heeft niet onrechtmatig gehandeld door een ambtshalve klacht in te dienen tegen een advocate die zich in zijn ogen te conflictueus opstelde tegen cliënten. Dat heeft het Hof Den Haag bepaald in een uitspraak van eind november. Een voorbeeld van te conflictueus handelen: een deurwaardersexploot uitbrengen met een schadeclaim van 6.000 euro zonder veroordelend vonnis of andere executoriale titel.
De advocate staat sinds 1987 ingeschreven als advocaat, maar in 2008 gaat het mis. In dat jaar worden veel klachten tegen haar ingediend. Volgens de advocate is dat het gevolg van de aard van haar praktijk: zij is werkzaam in het familierecht, en heeft veel cliënten met psychische problemen. Overigens onderkent zij dat er een probleem is, want ze schakelt een coach in ‘om haar communicatiestijl te verbeteren’. Het aantal klachten loopt daardoor de jaren daarna fors terug, aldus het hof.
De deken laat het er echter niet bij zitten. Hij dient een ambtshalve klacht in tegen de advocate ‘vanwege de grote hoeveelheid klachten’. Met de advocate wordt tijdens een gesprek afgesproken dat de lopende klachten worden afgehandeld, en dat er geen nieuwe klachten meer mogen binnenkomen. Volgens de advocate is deze afspraak onrechtmatig, omdat ‘nooit te voorzien is of en waarom een cliënt een klacht indient’.
Het hof is het daar niet mee eens. ‘De rechtbank heeft, met toepassing van de Haviltex-maatstaf, de afspraak van 2008 uitgelegd in die zin dat het appelante bij het maken van deze afspraak duidelijk moet zijn geweest dat van haar verlangd werd dat zij zich minder conflictueus zou gaan opstellen tegenover haar cliënten en dat de Orde van Advocaten voortaan “rust in de tent” van [appelante] wilde. Nu [appelante] deze uitleg in hoger beroep niet heeft betwist, gaat ook het hof hiervan uit.’
In dat licht wekt het ‘bevreemding’ dat de advocate enkele maanden na de afspraak met de deken een deurwaardersexploot heeft doen betekenen aan een cliënt met daarin een schadeclaim van 6.000 euro, zonder dat sprake was van een veroordelend vonnis en een andere executoriale titel. Andere klachten die de revue passeren: het (kennelijk ontijdig) instellen van incassoprocedures tegen cliënten, het zonder toestemming inbrengen van confraternele correspondentie en het niet naar waarheid verklaren over een gevoerd onderhandelingstraject.
Dat er tijdens de procedure sprake zou zijn geweest van ondeugdelijk onderzoek en schending van het beginsel van hoor en wederhoor, heeft de advocate volgens het hof onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd. ‘Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat de deken in redelijkheid heeft mogen besluiten om een ambtshalve klacht tegen appelante in te dienen, Van misbruik van bevoegdheid is geen sprake.’