Wanneer moeten advocaten in het geweer komen om de rechtsstaat te beschermen? Die vraag stelde het Advocatenblad zes jaar geleden. Aanleiding: de opkomst van Geert Wilders, die – om maar iets te noemen – de Koran wilde verbieden.
Ferdinand Grapperhaus antwoordde dat advocaten “over het hek van hun reservaat moeten springen” en de discussie moeten aangaan met degenen die fundamentele vrijheden willen aantasten. “Als je in democratie geïnteresseerd bent moet je nú de mensen ervan overtuigen dat bepaalde opvattingen niet kunnen.”
Toenmalig landelijk deken Jan Loorbach vond dat de Orde zich niet in politieke kwesties moest mengen, maar wel moest waarschuwen “als kernelementen van de rechtsstaat in het geding zijn, zoals gelijke behandeling, vrijheid van meningsuiting en de toegang tot het recht.”
We zijn inmiddels zes jaar verder. Wilders is steeds een stapje verder gegaan. Hij krijgt daarin steeds meer mensen mee. Vanuit de advocatuur klinkt mondjesmaat kritiek. Meijering Van Kleef Ficq & Van der Werf veroordeelden publiekelijk de ‘agressie’ van Wilders tegen de officier van justitie in zijn strafzaak. Gerard Spong vertelde bij Pauw dat hij het laatste woord van Wilders in de strafzaak demagogisch vond, maar retorisch wel erg sterk.
Oké advocaten! Ligt in die retorica niet ook jullie kracht? Als je het niet met Wilders eens bent, laat het dan horen! Schrijf opinies en open brieven, ga de discussie aan met andersdenkenden, of sterk gelijkgestemden met je argumentatie – alle kleine beetjes helpen om de rechtsstaat te verstevigen. Die rechtsstaat vormt toch de basis van jullie professionele bestaan?
Kom niet aan met: “ik ken het dossier niet”, want iederéén kent dit dossier. En voor zover je de juridische kennis ontbeert, is die dankzij deze zaak zo te downloaden.
Misschien zeg je: het verloopt toch allemaal democratisch? Maar dan vergeet je even dat niet elke democratisch gekozen regering de mensenrechten respecteert. Dat racisme een samenleving sluipenderwijs in zijn greep kan krijgen. Dat een samenleving daaraan kapot kan gaan.
Daarom kent de vrijheid van meningsuiting beperkingen. Een volksvertegenwoordiger mag heel ver gaan in kritiek op de machthebbers, maar als het gaat om minderheden worden zijn woorden op een fijnzinniger schaaltje gewogen.
En je hoeft je niet als advocaat uit te spreken over de strafzaak. Je kunt ook spreken als burger, over de samenleving die je voor je ziet. Is dat een samenleving van uitsluiting, van “Nederland weer van ons”, zoals de verkiezingsslogan van de PVV luidt? Uiteindelijk hebben wij als burgers het laatste woord.
Het gaat niet vanzelf over, zoveel is inmiddels wel duidelijk. Wie ongerust is, moet zich uitspreken.
Allerlaatste woord: waar is Witte Piet gebleven? In 1935 zat hij nog fier te paard [vanaf 1.13]! Ze hebben hem van ons afgepakt, die ellendige elite.