Een belastingplichtige en diens advocaat willen aan de Inspecteur van de Belastingdienst enkel een urenoverzicht en eindafrekening verstrekken, en weigeren duidelijk te maken welke werkzaamheden de advocaat heeft verricht voor de onderneming van belanghebbende en hoe de overeengekomen prijsafspraak werkt. Onder die omstandigheden mogen de advocaatkosten niet van de belasting worden afgetrokken, oordeelt het gerechtshof Den Bosch in een vorige week gepubliceerde uitspraak van begin juni.
De belanghebbende in deze zaak wil advocaatkosten van 12.605 euro van de belasting aftrekken. De werkzaamheden van de advocaat zouden zijn verricht ter ‘juridische ondersteuning’ van het bedrijf van belanghebbende.
De Inspecteur wil kunnen beoordelen of de advocaatkosten inderdaad zakelijk zijn gemaakt, en vraagt daarom herhaalde malen om een ‘specificatie van werkzaamheden en tarifering van de in de factuur genoemde prijsafspraak’. Na heel veel gedoe over en weer, waarbij de advocaat zich onder meer beroept op zijn verschoningsrecht, krijgt de Inspecteur uiteindelijk een xls-bestand met een kolom met data waarop aan de zaak is gewerkt, en een kolom met het aantal minuten waarin aan de zaak is gewerkt.
Onvoldoende, stelt de Inspecteur. ‘Het overzicht van het aantal uren in het excel-bestand zegt helemaal niets over hetgeen uw kantoor voor mevrouw heeft gedaan. U bent er van de op de hoogte dat ik de aan u gevraagde informatie nodig heb voor de beoordeling of de advocaatkosten van 12.605 euro zakelijke kosten betreffen (…).’
De rechter is het eens met de Inspecteur. ‘Naar het oordeel van het Hof heeft de belanghebbende op wie (…) de bewijslast rust, niet aannemelijk gemaakt dat de advocaatkosten met het oog op de zakelijke belangen van de werkzaamheden zijn gemaakt. Door geen inzage te geven in de kosten kan een toets op de aftrekbaarheid van de advocaatkosten niet plaatsvinden.’
Het aanbod van belanghebbende om de gevraagde gegevens alsnog te verstrekken wordt door het Hof gekwalificeerd als tardief. ‘Door dit aanbod pas in een uitzonderlijk laat stadium, namelijk ter zitting in hoger beroep, te doen, wordt niet alleen het belang van een goede procesorde doch ook het belang van de Inspecteur onredelijk geschaad. Daarbij komt dat belanghebbende op diverse momenten, desgevraagd door de Inspecteur, genoemde gegevens heeft kunnen overleggen en dat belanghebbende zelf verhinderd heeft (…) dat die informatie overgelegd zou worden.’