Advocaat Cees Korvinus maakte in 2009 een verboden no cure no pay-afspraak met klokkenluider Ad Bos. Dat heeft de Amsterdamse Raad van Discipline dinsdag 6 september bepaald. ‘Met de deken rekent de raad dit verweerder onder de omstandigheden van het geval zwaar aan. Het verbod op de resultaatgerelateerde beloning strekt mede ter voorkoming van excessief declareren. Met de deken acht de raad voldoende aannemelijk dat hiervan sprake is geweest, nu de omvang van de werkzaamheden zeer beperkt is geweest,’aldus de raad.
Door Lucien Wopereis
De advocaat moest zich bij de tuchtrechter verantwoorden voor een vermeend verboden prijsafspraak met Bos, de klokkenluider die in 2001 de Bouwfraude aankaartte. Op het moment dat vast stond dat de staat bereid was een aanzienlijke vergoeding te betalen aan Bos, bedong Korvinus een honorarium van tien procent van de schadevergoeding. Dat werd uiteindelijk 10% van 1,7 miljoen euro, oftewel 170.000 euro.
Korvinus stelt zich op het standpunt dat hij met Bos afrekende zoals te doen gebruikelijk in de incassopraktijk, waar het betreft de inning van geldvorderingen zonder dat sprake is van ‘een te verwachten diepgaand juridisch geschil’. Daarvan is hier echter geen sprake, aldus de raad. ‘De zaak van de heer B. betrof immers een individuele zaak met “een gebruikelijke incassozaak” overstijgende aspecten, zowel feitelijk als juridisch, die uiteindelijk is geëindigd in een vaststellingsovereenkomst met daarin een substantiële individuele vergoeding waarover geheimhouding is afgesproken.’ Hierover een prejudiciële vraag stellen aan het Europese Hof van Justitie vindt de raad, anders dan Korvinus, niet nodig.
Ook tuchtrechtelijk laakbaar: het niet bijhouden van de voor Bos gewerkte uren. Dat dat niet nodig zou zijn vanwege het incassotarief, zoals Korvinus beweert, is niet waar. Want ook in de periode voor de prijsafspraak, hield Korvinus geen urenadministratie bij.
Al met al handelde Korvinus ‘vooral in zijn eigen belang’ op een moment dat de klokkenluider ‘zich in een zeer afhankelijke en kwetsbare positie bevond’. Dat leidt tot een berisping en een kostenveroordeling van 1.000 euro.