Zonder overleg inbrengen van confraternele correspondentie, onnodig en ongepast polariseren en daarmee tevens niet de verschuldigde eerbied tonen aan de rechterlijke macht en een ongepaste verwijzing naar iemand die in 1943 in een concentratiekamp is overleden: het komt een advocaat op een berisping en een kostenveroordeling van 1000 euro te staan. Deze advocaat heeft een structureel probleem met de bejegening, aldus de Raad van Discipline in Amsterdam.
Bij het bepalen van de maatregel neemt de raad in aanmerking dat er de afgelopen jaren meerdere bejegeningsklachten over verweerster zijn ingediend. Er volgden meerdere gesprekken tussen de advocaat en de deken, en het aantal rechtsgebieden waarop ze werkzaam is wordt beperkt tot twee. Ook wordt een coachingstraject ingezet. Het mag allemaal weinig baten. ‘Het coachingstraject is in september 2015 afgerond. Kort daarna heeft de deken wederom bejegeningsklachten over verweerster ontvangen en ook onderhavig dekenbezwaar ziet voor een groot deel op de bejegening. In het licht hiervan acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.’
De verwijzing naar een in 1943 in een concentratiekamp overleden vrouw wordt ingebracht als grond voor wraking van een rechter in een langlopende echtscheidingsprocedure. De verweerster wijst op een ‘vermeende familieband’ tussen een raadsheer van het hof en de advocaat van de wederpartij. De Raad van Discipline daarover: ‘Deze familierechtelijke betrekking zou blijken in de persoon van mevrouw S.-L., overleden op 30 april 1943 te Sobibor. Daargelaten de vraag of de familierechtelijke betrekking tussen de raadsheer van het hof en mr. L. bestaat, is de verwijzing naar iemand die in 1943 in een concentratiekamp is overleden wel erg vergezocht, ongepast en polariserend.’
Ongepast en onnodig polariserend: die kwalificaties gelden ook voor uitlatingen van de advocaat aan het adres de advocaat van de wederpartij. Die beticht ze herhaalde malen van liegen. “Uw hof wordt voorgelogen en u zegt er helemaal niets van,” zegt ze onder meer. Onnodig grievend, ook voor de rechters, aldus de raad. ‘Door zulk taalgebruik heeft verweerster de verhoudingen tussen de man en de vrouw weer op scherp gezet en niet de verschuldigde eerbied aan de rechterlijke macht getoond die van een advocaat, gelet op de door haar afgelegde eed of belofte, verwacht mag worden,’ aldus de Raad van Discipline.