De Raad voor Rechtsbijstand mag een door de rechtbank in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) afgegeven last tot toevoeging niet afwijzen omdat de toegevoegde advocaat niet aan de deskundigheidseisen voldoet. Dat heeft de Raad van State – ‘anders dan voorheen’ – op 27 juli bepaald.
De rechtbank Den Haag had in een procedure over een voorlopige machtiging de Haagse advocaat Hajé Weisfelt aangewezen als toegevoegde advocaat. De Raad voor Rechtsbijstand weigert echter de toevoeging, omdat Weisfelt niet bij de Raad is ingeschreven voor rechtsbijstandverlening op het gebied van psychiatrisch patiëntenrecht.
Volgens de Raad van State kan de Raad voor de Rechtsbijstand een toevoeging weigeren als een advocaat niet voor het betreffende rechtsgebied is ingeschreven, maar dat is anders als een rechter gebruik maakt van een bevoegdheid die is vastgelegd in een wet. Volgens de hoogste bestuursrechter zijn de deskundigheidseisen zoals vastgelegd in het Handboek Toevoegingen weliswaar ‘vastgesteld beleid’, maar daaraan ‘komt geen betekenis toe voor de beantwoording hoe de Wet op de rechtsbijstand en Wet Bopz als wetten in formele zin moeten worden uitgelegd’.
De Raad van State doet de zaak zelf af, en bepaalt dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. ‘Dat betekent dat de raad uitvoering dient te geven aan de door rechtbank Den Haag op 20 juni 2014 gegeven last tot toevoeging van mr. H. Weisfelt.’ De Raad voor de Rechtsbijstand moet ook de proceskosten van de wederpartij betalen.
Weisfelt en zijn advocaat waren niet bereikbaar voor commentaar.