Als één gedragsregel dringend op de schop moet, dan is het wel regel twee, over het provisieverbod voor advocaten. Deze roep om verruiming van de acquisitieregels was donderdag het duidelijkst te horen aan het slot van een door de NOvA georganiseerde bijeenkomst over vernieuwing van de gedragsregels: ‘Hoe heurt het eigenlijk?’, geleid door de maker van het gelijknamige tv-programma: een volop stokende Jort Kelder.
Door Joris Rietbroek
De door de Orde gekozen locatie voor de bijeenkomst, het Spoorwegmuseum in Utrecht, schreeuwt natuurlijk om metaforen à la ‘in een rijdende trein zitten’ of ‘zitten we nog op het goede spoor?’. Die krijgen tientallen verzamelde advocaten en (ex-)dekens in de theaterzaal van het museum dan ook te horen in de inleiding, voordat Kelder een panel mag leiden over vernieuwing van de gedragsregels.
En zo’n vernieuwing mag wel weer eens: de laatste grote update dateert immers alweer van 1992, toen advocaten überhaupt pas enkele jaren mochten adverteren en er nog niemand op internet zat. Een commissie onder leiding van oud-deken Jan Loorbach werkt momenteel aan de herijking van de gedragsregels, die begin 2017 klaar zou moeten zijn. De input uit de bijeenkomst in Utrecht zal worden meegenomen.
Intussen poogt Kelder uit alle macht het vuurtje in de zaal op te stoken: “Zeg nu eens eerlijk: vindt u zelf uw beroep zo bijzonder dat er een heel stelsel aan regels aan vast moet hangen? Of willen jullie liever een volledig vrij beroep? Hebben jullie die regels wel nodig?” De storm van reacties blijft uit; hooguit één advocate durft het voorzichtig aan om te zeggen: “Dat denk ik wel.” Later in de discussie blijkt dat advocaten weliswaar geregeld hun gut feeling volgen, maar dat een zekere houvast in de vorm van duidelijke regels wel zo prettig is.
‘Hopeloos ouderwets’
Sommige van die gedragsregels hebben echter anno 2016 een flinke baard, en het provisieverbod is er daar eentje van, zo gooit advocaat en Legalloyd-oprichter Philip de Roos al snel de knuppel in het hoenderhok. “Gedragsregel 2 is heel algemeen verwoord en hopeloos ouderwets,” zegt hij. “Hele groepen consumenten zien wel iets in een soort Funda voor advocaten, maar van de orde mag het niet. De orde zou echter meer moeten nadenken over hoe de consument goed kan worden voorgelicht over de kwaliteit van advocaten in plaats van zoiets als een provisieverbod te handhaven.”
Als voormalig deken van Den Haag Bas Martens tegenwerpt dat die regel er nu eenmaal is in het kader van de onafhankelijkheid van de advocaat en de bescherming van de cliënt (‘En waarom moet een derde partij geld verdienen aan het koppelen van een advocaat en een cliënt?’), werpt De Roos tegen: “We moeten af van het beeld van die arme cliënt die het allemaal niet snapt. In de VS speelt dit allang en het werkt prima. Zo heb je UpCounsel, dat eigenlijk een soort Uber voor de advocatuur is.”
Landelijk deken Bart van Tongeren nuanceert vanuit de zaal de discussie enigszins: “Het is niet zo zwart-wit. Er zijn veel mogelijkheden om alsnog online koppelingen tot stand te brengen. Er zijn organisaties die nu werken volgens de regels en eraan verdienen op basis van redelijke vergoedingen.” Waarmee hij bedoelt: een advocaat mag een derde partij niet betalen voor een concrete zaak, maar niet te dure abonnementsvormen bij koppelwebsites of online pitches zijn wel toegestaan.
Toch blijkt vervolgens uit de respons van de advocaten die zich binnen enkele kleinere werkgroepen mogen uitspreken over acquisitie dat verruiming van de regels op dit vlak zeer gewenst is. De consument anno 2016 is heus wel in staat om zelf een goede advocaat te kiezen, is het heersende idee. Martens had de leiding over zo’n groepje: “Men vindt dat de regels met de tijd mee moeten gaan. Al moet het zeker niet zo ver gaan dat een advocaat bijvoorbeeld een bureautje inhuurt dat 40-jarige vrouwen gaat bellen met de vraag of ze toevallig nog een echtscheidingsadvocaat nodig hebben.”
Andere gedragsregels die volgens de het publiek van advocaten aanpassing nodig hebben: de regel over belangenverstrengeling (‘kan korter worden geformuleerd’) en het gebruik van confraternele correspondentie (‘die regel betreft iets van vroeger, daar kunnen we van af’).