Ik las een boek over macht. Macht houdt me al lang bezig, vooral omdat de afgelopen kwart eeuw in de rechtspraktijk mij voortdurend door de open deur leidt dat macht corrumpeert. Daar spreek ik graag mensen op en over aan. Als verwoed huis-tuin-en-keuken psycholoog merk je dan dat dat moeilijk is, als je niet over de macht van het makkelijke autoriteitsargument beschikt. Wie is hij, zo zie ik mijn publiek denken, om zo pront over macht te oreren?
Door Georg van Daal
Daarom vond ik Dacher Keltners The Power Paradox. How We Gain and Lose Influence zo prettig. In heldere taal en slechts 166 met kloeke letters goed leesbare bladzijden geeft deze beroemde psycholoog van UC Berkeley prachtige inzichten in hoe macht wordt verworven, en waar het hebben van macht toe leidt.
Macht is het vermogen bij anderen veranderingen teweeg te brengen. Voorzitter Mao beweerde ooit dat macht voortvloeit uit de loop van een geweer. Uit de onderzoeken van Keltner blijkt echter dat dat niet zo is. Mensen en andere primaten krijgen macht van hun omgeving, wegens excelleren in compassie, empathie, inlevingsvermogen, altruïsme en andere van dergelijke voor het functioneren in een groep positieve eigenschappen.
De paradox uit de titel van Keltners boek komt hieruit voort dat onderzoeken ook laten zien dat zodra mensen macht bezitten, de positieve eigenschappen die hen naar die machtspositie hadden geleid verminderen en zelfs verdwijnen. Om macht te behouden heb je dergelijke eigenschappen echter nodig. Het behouden van macht is dus moeilijk, omdat je daarvoor juist die eigenschappen nodig hebt die de meeste mensen kwijt raken zodra ze eenmaal macht hebben. Dan steken de verschijnselen de kop op dat mensen hun macht gaan misbruiken om hem te toch behouden, blind worden voor het onjuiste daarvan en dat misbruik goedpraten. Daarom corrumpeert macht.
De wet en de kenbare toepassingen daarvan zijn niets anders dan het uitoefenen en herverdelen van macht. Dat kan de macht tussen contractuele partijen betreffen, of de macht van de staat om bepaalde keuzes in die machtsverdeling te reguleren. Ingrijpender is de macht van de staat om het gedrag van individuen rechtstreeks te reguleren via bestuurs- en strafrecht.
De civiele machtuitsoefenaars bij uitstek zijn curatoren. Die hebben veel macht en de uitoefening daarvan wordt in de praktijk nauwelijks tot niet gecontroleerd. Ik kom ze nogal eens tegen, maar dat betreft vooral de extreme gevallen. Ook als je normale advocaten, of nog liever: normale mensen, bevraagt over curatoren, dan komen daar litanieën van bagger uit.
De goeden niet te na gesproken: dergelijke negatieve clichés over curatoren ontstaan niet voor niets. Zou dat mede te maken kunnen hebben met de wijze waarop curatoren met hun macht omgaan? Ik denk het wel. Immers, hun machtspositie is gebaseerd op repressieve regelgeving, niet op de factoren die bij de mens op natuurlijke wijze een machtsverdeling tot stand brengen. Dat maakt het voor normale mensen sowieso moeilijk die macht te aanvaarden.
Daarnaast krijgen curatoren logischerwijze, gegeven de rotzooi die ze toch vaak aantreffen, een vertekende blik op de werkelijkheid. Vervolgens bekijken en behandelen ze iedereen door die vertekende bril op dezelfde repressieve en autoritaire wijze. Tegenspraak wordt niet geduld, zelfreflectie ontbreekt. Dat versterkt dus weer de negatieve beleving van deze machtsuitoefening. Keltner en ook de geschiedenis leren ons bovendien dat het langdurig hebben van macht de vermogens tot reflectie en zelfkritiek ernstig aantasten, om het eens vriendelijk te zeggen.
Het lijkt mij dus geen overbodige luxe dat juist voor zover juristen op per definitie onnatuurlijke wijze met macht zijn bekleed, zij daar niet alleen op worden gewezen, maar daar ook in worden begeleid. ‘Het hebben van macht en hoe daarmee zo om te gaan dat het noch je wederpartijen, noch jezelf aantast’, dat lijkt me nou eens een cursus die in de curricula van al die permanente educatie van curatoren en officieren van justitie niet zou misstaan.