Laatst zei ik iets doms. In een MT-overleg met al mijn superieuren aanwezig. Mijn direct leidinggevende kapte mijn betoog vol onbewuste onbekwaamheid terecht af. Direct na haar interventie waren de krekels even luid en duidelijk te horen. Iemand pakte beleefd de draad weer op, het overleg ging verder, maar ik bleef even zitten met een meer dan warm gevoel van binnen.
Door Juriaan Mensch
Mijn reactie was overdreven. Het was niet bepaald alsof ik had gesuggereerd dat de boeg van de Titanic zich op een wit puntje aan de horizon moest richten, maar mijn amygdala stond even flink te klapperen. De volgende paar uur spookte mijn misser nog door mijn hoofd: hoe zien de anderen mij nu – ongeschikt? Hoe kon ik mijn fout repareren? Zal ik uitleggen hoe ik het ‘echt’ bedoelde? Heb ik nog het vertrouwen? Had ik maar beter nagedacht voordat ik mijn bek opendeed… enzovoort. Elke gedachte die mijn geest opdiende was puur op eigen lijfsbehoud gericht en had niets met een oplossing voor het probleem te maken.
Mijn biopsychosociale programmering zat me dus even flink dwars. Gelukkig kwamen mijn frontaalkwabben weer snel online en kon ik het weer een beetje van een afstandje en in de juiste proporties bekijken. Niks aan de hand.
We zien onszelf zo graag als individu, maar elke neurowetenschapper weet hoezeer ons brein vooral een sociaal brein is, en dat wij – primaten – ten diepste groepsdieren zijn, gebouwd om samen te werken en van elkaar afhankelijk om te overleven. De mate waarin we welzijn en veiligheid ervaren is daarom ook nauw verbonden met de plek waar we in onze tribe staan.
Onze werkplek en collega’s vormen ook zo’n tribe, compleet met territorium, positie, status, beloning en straf. Daar besteden velen van ons een groot deel van de tijd aan covering our asses – voortdurend bezig met onze zwakheden en onzekerheden voor elkaar te verbergen, zorgen dat we goed overkomen op de ander, gezichtsverlies voorkomen en mogelijke verstoting afgewend wordt. Dat doen we ook door onze fouten te verbergen en die van anderen niet te benoemen, vooral als die hoger in de rangorde staat.
Het is helaas wel een verspilling van energie die met het behalen van de doelstellingen van de organisatie weinig tot niets te maken heeft. Daarnaast hebben we onszelf ook nog eens opgesplitst in een onecht ‘werk-zelf’ en ‘echt zelf’. Dat is extra stressvol voor de jongere mensen, advocaat-stagiaires bijvoorbeeld, die zich moeten bewijzen en hun veilige plekje in de tribe nog moeten vinden.
Die stress is in een organisatie van professionals extra voelbaar, kan ik me voorstellen. Fouten maken, en het toegeven ervan is daar vaak taboe en verzwijgen onderdeel van de cultuur. In de medische wereld, die veel overeenkomsten heeft met de advocatuur, bleek dat onlangs weer.
Natuurlijk doet iedereen zijn best om fouten te voorkomen, vooral medici, maar ze worden desondanks gemaakt. Voor professionals is het toegeven ervan nog eens extra moeilijk, omdat de eigenwaarde en het zelfbeeld vaak sterker verweven zijn met de mate van professionaliteit, en risico-uitsluiting voor de klant een centraal onderdeel is van de dienstverlening.
Maar wat als de energie die nu in het verborgen houden van zwakheden en fouten zit, wordt aangewend tot het maximeren van het leerpotentieel dat in die fouten schuilt? De kunst is dan om een veilige cultuur en systemen te creëren waarbij onze biopsychosociale programmering tot lijfsbehoud makkelijker aan de kant gezet kan worden, en fouten maken bespreekbaar is zonder angst voor sociale represailles of negatieve gevolgen voor de carrière.
De luchtvaart is een mooi voorbeeld van hoe dat goed kan. Daar is na enkele vliegrampen waar menselijke fouten de oorzaak waren, hard nagedacht over hoe de communicatie in de cockpit zo ingericht kan worden dat ongelijkwaardige sociale status geen negatieve gevolgen heeft. Iedereen kan, als de situatie daarom vraagt, veilig zijn mond opendoen tegen zijn meerderen. Sterker nog – dat moet. Ook het toegeven van de eigen fouten.
Zoals mijn eigen ervaring bewees: het toegeven van fouten en je kwetsbaar opstellen gaat stevig tegen onze natuur in. Maar er valt volgens mij een hoop te winnen voor advocatenkantoren door methoden zoals in de luchtvaart inmiddels gebruikelijk, toe te passen. In de zorg gebeurt dat al. Volgens mij wordt niet alleen de dienstverlening daar beter door, ik denk dat een kantoor daarnaast een prettigere en menselijkere plek wordt om te werken. Het is alleen wel even wennen.