Zat een ter zitting overlegde pleitnota nu wel of niet in het dossier op basis waarvan het Hof Den Bosch tot een uitspraak kwam in een strafzaak? De Hoge Raad volgt in een arrest van 26 april uiteindelijk de conclusie van Advocaat-Generaal T. Spronken dat ‘niet valt na te gaan of op deze zitting meer verweren zijn gevoerd of uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht dat in het arrest zijn genoemd’. Gevolg: nietigheid van het onderzoek en de uitspraak.
Door Lucien Wopereis
Het balletje begint te rollen als de opvolgende raadsman de pleitnota van de eerdere advocaat van verdachte opvraagt bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft het stuk van advocaat Huib Goedegebure op dat moment niet. De griffie van de Hoge Raad probeert daarop de pleitnota boven tafel te krijgen bij de griffie van het Hof Den Bosch.
Dan wordt het ingewikkeld. Een stafjurist van het hof schrijft in een brief aan de Hoge Raad dat hij het sterke vermoeden heeft dat advocaat Goedegebure tijdens de zitting op 9 september 2014 niet een eigen pleitnota heeft overlegd, maar een eerder opgestelde pleitnota van toenmalig kantoorgenoot B.J. Visser, gedateerd 5 juni 2014. ‘Dit vermoeden is vooral gebaseerd op het feit dat, zoals blijkt uit het proces-verbaal terechtzitting van 5 juni 2014, door mr. Visser op die zitting geen pleitnota is overlegd en op het feit dat de enige pleitnota die het advocatenkantoor mij heeft kunnen verstrekken, de pleitnota is die zich in het dossier bevindt. Helaas krijg ik, ondanks herhaaldelijk aandringen, hierover van mr. Goedegebure geen duidelijkheid.’
Advocaat-Generaal Spronken stelt dat wordt gesuggereerd er dus wél een pleitnota in het dossier bevindt, zij het dat het de pleitnota is van advocaat Visser. Spronken daarover in haar conclusie: ‘Voor zover ik heb kunnen nagaan was dat echter niet het geval. De pleitnota die op 5 juni 2014 is gedateerd, is door het hof op 16 juni per e-mail aan de Hoge Raad toegezonden nadat het hof deze op dezelfde datum, eveneens per e-mail, heeft ontvangen van het kantoor van mr. Goedegebure, de toenmalige raadsman van de verdachte, waar het hof kennelijk de pleitnota heeft opgevraagd. Ik heb van deze pleitnota in de stukken niet nog een andere versie aangetroffen.’
Ook kan volgens Spronken niet worden vastgesteld dat de pleitnota’s van Goedegebure en Visser één en dezelfde zijn.
De Hoge Raad kiest de zijde van Spronken – en de advocaten. ‘Nu bedoelde pleitnota ontbreekt, valt niet na te gaan of ter terechtzitting meer verweren zijn gevoerd dan wel of aldaar meer uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht dan de in de bestreden uitspraak genoemde. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.’
De zaak wordt door de Hoge Raad terugverwezen naar het hof Den Bosch. We hebben advocaat Goedegebure gebeld en gemaild voor commentaar, maar kregen geen reactie.