Het Haarlemse advocatenkantoor Köster – 26 advocaten – is weliswaar tekortgeschoten bij het informeren van een cliënt over het risico van een niet-ontvankelijkheidsverweer van de wederpartij, maar hoeft geen schadevergoeding te betalen. Dat heeft de rechtbank Noord-Holland in een eind vorige week gepubliceerde uitspraak beslist. Volgens de rechtbank heeft ‘de gestelde schade zich niet verwezenlijkt, en zal zich ook niet verwezenlijken’.
De cliënt van het Haarlemse advocatenkantoor – Carigna, een op Curaçao gevestigde investeerder – zou op basis van een eerdere gerechtelijke uitspraak ruim een ton in dollars aan een wederpartij moeten betalen. Tegen de uitspraak werd verzet ingediend, maar te laat.
De advocaten van Köster hadden hun cliënt uitgebreider moeten wijzen op het risico dat het niet-ontvankelijkheidsverweer van de wederpartij met zich meebracht, stelt de rechtbank. ‘De vraag die beantwoord dient te worden is evenwel of Köster de mogelijkheid dat Carigna ten gevolge daarvan in de procedure niet-ontvankelijk zou worden verklaard, heeft gebagatelliseerd, anders gezegd of Köster de risico’s van het (mogelijk) te laat indienen van het verzet voldoende voor het voetlicht heeft gebracht om Carigna in staat te stellen in het kader van de schikkingsonderhandelingen een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De rechtbank is van oordeel dat Köster hierin tekort is geschoten.’
Köster is daarom in beginsel aansprakelijk voor de schade, maar omdat cliënt Carigna niet heeft betaald aan de wederpartij, is er ook geen schade, aldus de rechtbank. Die wederpartij zal ook niet meer achter het geld aan komen, want de verhaalspogingen zijn gestaakt en het bedrijf is niet langer actief. ‘De gestelde schade heeft zich dan ook niet verwezenlijkt en zal zich ook niet verwezenlijken’, stelt de rechtbank.
Carigna moet ook de declaraties van Köster – ter waarde van dertienduizend euro – gewoon betalen, althans tot het moment dat de beroepsfout zich deed gelden. ‘Door Carigna is ook overigens niet gesteld dat deze eerdere werkzaamheden van nul en generlei waarde zijn gebleken. Ook hier geldt dat voor zover Carigna ook ander tekortschieten van Köster aan deze vordering ten grondslag heeft willen leggen, daarvoor onvoldoende is gesteld.’