Van 2012 tot en met 2014 zijn er in de gefinancierde rechtsbijstand respectievelijk zes, drie en drie gevallen geweest ‘waarin de rechtsbijstand onvoldoende doelmatig of zorgvuldig is geweest, dan wel waarin onvoldoende informatie is gegeven met het oog op de vaststelling van de vergoeding’. Dat schrijft staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Dijkhoff in antwoord op Kamervragen. ‘Er zijn in de voornoemde jaren niet meer advocaten geweest waarvan de signalen hebben geduid op misbruik van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand.’
De Kamervragen van Van Nispen (SP) zijn een vervolg op de eerdere vragen naar aanleiding van de affaire met het Amsterdamse kantoor Pontius. Daar werden advocaten en advocaat-stagiaires onder grote druk gezet om onredelijk hoge omzetten te draaien op basis van toevoegingen. Ook werden er lukraak slecht onderbouwde zaken bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ingediend en werd er gewerkt met het adagium ‘een dag niet gedeclareerd en een dag geen toevoegingen aangevraagd is een niet gedraaide en dus verloren dag’. De twee partners die leiding gaven aan het kantoor kregen begin dit jaar een schorsing opgelegd van twaalf maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk.
Volgens Dijkhoff is er, gelet op de cijfers, geen aanleiding om nader onderzoek te doen naar de omvang van fraude met gefinancierde rechtsbijstand. ‘De proactieve aanpak en de inspanningen van de Raad voor Rechtsbijstand zijn op het signaleren en aanpakken van fraude gericht. Op basis van signalen uit dossiers, cliënten of ketenpartners zoekt de Raad – naast de voorgeschreven controles – zaken verder uit en onderneemt zo nodig extra stappen,’ aldus de staatssecretaris.