De Almelose rechter Mathieu Verhoeven heeft opnieuw advocaten op de vingers getikt omdat zij volgens hem met behulp van duizenden euro’s aan toevoegingen bleven procederen om ‘een miniem belang’. Eind 2013 deed dezelfde rechter in zijn vonnis nog een geschil af als ‘een kleuterruzie in een zandbak’. Dit tot woede van een van de advocaten, die een – later ingetrokken – klacht indiende.
Door Joris Rietbroek
Dit nieuwe vonnis van Verhoeven is van een kort geding gevoerd door een man uit Hellendoorn, waaraan reeds anderhalf jaar procederen vooraf was gegaan. In het door hem gewonnen geding eiste hij opheffing van het beslag dat zijn ex-vriendin op zijn uitkering uit laten leggen, nadat hij had al langere tijd weigerde om een oude computer met toebehoren en een stuk speelgoed van haar kind aan haar terug te geven. Op gegeven moment gaf hij enkel de systeemkast terug. Meerdere procedures bij de kantonrechter hierover leidden tot een dwangsom voor de man, een beslaglegging en uiteindelijk het kort geding.
In zijn vonnis schat rechter Verhoeven de gezamenlijke waarde van de spullen op zo’n 25 euro, wat hij ‘een miniem belang’ noemt. Ondanks de recente blokkering van bezuinigingen op de gefinancierde rechtsbijstand door de Eerste Kamer, lijkt de voorzieningenrechter in wederom stevige bewoordingen een duidelijk signaal af te willen geven. ‘Advocaten dienen zich te realiseren dat door de overheid gefinancierde rechtshulp een (kwetsbaar) groot goed is, dat niet moet worden misbruikt om mee te werken aan pesterij op laag niveau’, zo stelt hij.
“In plaats van het alsnog afgeven van de voor hem waardeloze randapparatuur (eiser) […] en het voor € 25,- aanschaffen van vergelijkbare randapparatuur (gedaagde), kiezen partijen en hun advocaten voor een andere weg,” vermeldt het vonnis verder. “Het is weinig behoorlijk van beide partijen en hun advocaten die in deze kinderachtige ruzie vrolijk hun diensten leveren om op deze manier (verder) te procederen om maar hun ‘gelijk’ te halen, steeds met gebruikmaking van door de overheid gefinancierde rechtshulp. Hier is een rol voor de serieuze advocaat (immers dominus litis en niet His Master’s Voice) weggelegd om zijn/haar cliënt(e) zich er van te laten doordringen dat een dergelijke pesterij met een miniem belang geen inzet van (nog) een juridische procedure kan zijn.”
Een van de betrokken advocaten, de in Almelo gevestigde Erik Breuning ten Cate, stond de vrouw bij in de zaak. Van een ‘miniem belang’, zoals de rechter stelde, is volgens hem geen sprake. “De zaak heeft immers een flinke voorgeschiedenis waarin al veel is gebeurd,” reageert hij desgevraagd. “Mijn cliënte kwam gewoon in aanmerking van een toevoeging en ik heb gedaan wat ik voor haar moest doen. Soms is er sprake van grote belangen, soms van heel kleine. Maar als er al sprake is van een ‘lage pesterij’, dan is dit niet te verwijten aan mijn cliënte.”
Breuning ten Cate hoopt nog eens onder vier ogen met Verhoeven over de zaak te spreken, maar zal geen klacht indienen zoals zijn Enschedese confrère Coenen eind 2013 deed. “Ik ben wel bekend met zijn opvattingen en een klacht zou de kwestie alleen maar verder opblazen. Ik werk al 40 jaar met toevoegingen en zou wel de laatste zijn die misbruik maakt van het systeem.”