In het hoger beroep bij het Hof van Discipline afgelopen vrijdag laat advocaat Mohamed Enait zich eindelijk vergezellen door collega-advocaten met verstand van zaken: Egbert Dommering en Channa Samkalden. De zaak krijgt daarmee de inhoudelijke behandeling die het verdient. Niet alleen Enait, maar ook de Rotterdamse deken zingt een toontje lager. En zo is het ineens helemaal niet zeker of de eerdere veroordeling van de Raad van Discipline stand houdt bij het Hof. “Moet ik u zo begrijpen dat u opkomt voor het hele toekomstige klantenbestand van meneer Enait?”
Door Lucien Wopereis
Eerdere zittingen bij de Raad van Discipline – Enait werd uiteindelijk berispt voor het dragen van een religieus hoofddeksel, het niet opstaan voor de rechter en grievende uitlatingen aan het adres van de rechter – waren genieten geblazen voor liefhebbers van bombastische taalvondsten. “Zijn raketschild is een verbale lappendeken over jurisprudentie, gelardeerd met Latijnse, Engelse en Arabische spreuken en termen als ‘spruitjespopulisme’ en ’tuchtrechtelijke apartheid’. Andere, blanke advocaten staan ook niet allemaal op, en worden volgens de moslimadvocaat niet aangepakt ‘met sabel in de knuist of flikkerende kris’,” schreef Advocatie over Enait bij een van die gelegenheden.
Afgelopen vrijdag voerden Dommering en Samkalden vrijwel gedurende de hele zitting het woord. Slechts een paar keer kwam Enait zelf aan het woord, soms zelfs deemoedig. Natuurlijk: de stropdas is een symbool van de overwinning van de christenen op de islam, en niet hij, maar de rechter was bezig met “zendelingenwerk”. Maar Enait zegt ook: “Ik probeer andere mensen niet lastig te vallen met mijn geloofsovertuigingen. Zonder hoofddeksel verschijnen is voor mij echter hetzelfde als naakt rondlopen.”
Negatieve beeldvorming
Dommering wijst in zijn pleidooi in de eerste plaats op de negatieve beeldvorming in de media over de persoon van Enait, die naar zijn oordeel van invloed is geweest op de beslissing van de Raad van Discipline. De “kleinerende en soms zelfs schofferende manier waarop hij in de uitzending van Knevel en Van den Brink en Nova door respectievelijk Rita Verdonk en Clairy Polak te woord werd gestaan, en de verhitte Kamervragen van Kamp demonstreren dat voldoende.”
Zelf heeft Dommering Enait leren kennen als een “open en nieuwsgierig mens, goedlachs, die graag zijn eruditie etaleert, het barokke taalgebruik niet schuwt en welbewust een persoonlijke stijl hanteert. Hij komt authentiek over in zijn kritische opstelling en geloofsovertuiging. Met het moslimradicalisme van de heer Kamp heeft het al helemaal niets te maken,” stelt de advocaat, die daaraan toevoegt dat de Utrechtse deken het daar inmiddels wel zo’n beetje mee eens is.
Vervolgens passeren het hoofddeksel – “obsolete regel” en discriminerend, want de vrouwelijke variant is in de rechtszaal blijkens verschillende recente persfoto’s wel toegestaan -, het opstaan – respect is nodig, “maar dat heeft weinig te maken met opstaan”- en de uitlatingen in de media de revue. Over dat laatste zegt Dommering dat Enait een technische term uit het Romeinse recht gebruikte: een ‘judicium resticorum’. Dat vertaalde hij als ‘boerenvonnis’. Een meer gebruikelijke vertaling is lekenvonnis, aldus Dommering. Maar los daarvan heeft Enait groot respect voor boeren: zijn Surinaamse vader was er een.
Goede werkverhouding
De Rotterdamse deken Claassen heeft inderdaad op een aantal punten zijn mening over Enait gewijzigd. Was hij tijdens de zittingen bij de Raad van Discipline soms zichtbaar geïrriteerd over zijn tegenstrever, inmiddels heeft hij “een goede werkverhouding” gekregen met Enait. Wat verderop in de behandeling van de zaak geeft hij aan zijn eigen zaak eigenlijk niet zo sterk te vinden op het punt van het hoofddeksel. “Als het alleen over die zaak was gegaan, dan had ik hier niet gestaan,” zegt Claassen. Maar vooral over het opstaan voor de rechter houdt hij voet bij stuk. Advocaten moeten hier de spelregels volgen. “De advovaat dient zichzelf, zijn eigen belang, zijn eigen opvattingen weg te cijferen. Dienstbaar zijn aan je cliënt betekent buitensluiten van eigen belangen,” aldus de deken, die ten aanzien van het opstaan ook geen enkele ruimte ziet voor gedoogbeleid.
Enait zelf geeft op vragen aan dat hij de opsta-kwestie inmiddels pragmatisch oplost. Hij blijft staan totdat de rechters binnen komen. Dan hoeft hij niet voor ze op te staan.
Schrapping een gerechtvaardigd slot?
Claassen wordt na zijn pleidooi stevig ondervraagd door een lid van het hof. “U stelt dat advocaten het belang van de cliënt voorop moeten stellen. Ik zie niet in hoe dat hier speelt. Over schending van die norm kan toch alleen een cliënt klagen? Moet ik het zo zien dat u opkomt voor het hele toekomstige cliëntenbestand van meneer Enait?” En even later: “Waar moet dit eindigen als Enait vasthoudt aan zijn gedrag? Vindt u het een gerechtvaardigd slot van deze exercitie als hij uiteindelijk van het tableau wordt geschrapt?”
Claassen: “Als Enait vasthoudt aan een ramkoers, dan is dat inderdaad de consequentie. De onrust – vooral over het opstaan voor de rechter – moet ophouden.”
Voorzitter W. den Hartog Jager, die de zitting gemoedelijk leidt, wil vooral van Enait weten of het blijft bij het hoofddeksel en het niet opstaan, en dat Enait niet opnieuw grenzen gaat opzoeken. “Bent u niet bezig om de godsdienst als een soort missionaris de rechtszaal in te brengen? Wat is het verschil tussen het uiten van religie en het propageren ervan?” Enait ontkent dat hij daarmee bezig is: “Mijn religie is iets van mijzelf.”
Uitspraak 11 december.