Het is oorlog op de beursvloer van de RAI in Amsterdam. Hier wordt strijd geleverd door 65 advocaten- en notariskantoren in The war for talent. Dit is het Nationale Juristencongres 2008. “Van Doorne heeft een lunch en bij Holland Van Gijzen lusten ze graag een slok.”
Door Juriaan Mensch
Het jong talent kuiert met plastic tassen vol foldermateriaal tussen de stands door op de speciaal voor hen ingerichte beursvloer. Sommigen in driedelig, dressed to kill, anderen in een alledaags kloffie. Wat zoeken zij daar, en hoe denken de advocatenkantoren de begeerde vangst binnen te hengelen?
Met gratis hebbedingetjes, een mooie stand en enkele kantoorschonen natuurlijk. Sommigen gaan verder dan balpennen, stressballetjes en pepermuntjes. Udink De jong advocaten heeft een ijssculptuur met haar bedrijfslogo er in gefreesd, gelardeerd met flessen champagne. NautaDutilh deelt parfums uit om de bezoekers alvast aan en naar het succes van het kantoor te laten ruiken. En er is een stand waar druk getafelvoetbald wordt. Verder verloopt het allemaal vrij ingetogen, op enkele bescheiden uitschieters na.
“Er werden Beertenders verloot door een stand verderop,” beweert de blonde Céline in de Stibbe-stand. Zij weet wel beter hoe je te onderscheiden als kantoor: “Gewoon een paar mooie dames neerzetten.” Ze poseert even en lacht er lief bij. Het werkt, want ze krijgt meteen aanspraak van een paar studenten.
Inhoud
Stibbe-recruiter Judith neemt het gesprek over en legt uit waar het om draait. “Het gaat ons er niet alleen om of iemand is afgestudeerd met een acht gemiddeld. We kijken naar het totaalplaatje. Wat iemand naast zijn studie heeft gedaan, vinden we heel belangrijk. Ik vind de mensen die bij Stibbe werken het sterkste punt. Als kantoor hier op de beurs het verschil maken is heel moeilijk. Het gaat echt om de inhoud.”
Bij de stand van De Brauw gaat het ook om de inhoud, maar dan om de inhoud van de Beertenders. Het is er een gezellige boel. Nergens anders op het congres staan zoveel mensen met biertjes in de hand en wordt zo geanimeerd geborreld als bij De Brauw. “We hebben een beetje de naam een suf en duf kantoor te zijn. Dat wordt anders,” zegt Elmer, net zeven maanden aan de slag bij De Brauw. Wat zijn kantoor onderscheidt van andere kantoren weet hij niet precies. “We lijken toch allemaal een beetje op elkaar. Maar je vindt bij ons wel heel diverse mensen. Wanneer je bij ons kantoor past? Dat weet ik niet, dat moet je zelf uitzoeken,” aldus Elmer. Maar hij roemt de interne opleiding voor beginnende juristen waar je meteen je eigen, zij het kleine, zaken mag doen. De naam van die opleiding sluit naadloos aan bij hun uitstraling op de beurs: De Brauwerij.
Promopraatjes
Misschien is dat wel iets voor Jonathan, Mark en Cees. Ze zien er uit als de snelle jongens onder de studenten, maar hangen nu moe genetwerkt al een tijdje aan een van de borreltafels. De wijn wordt ze gratis aangeleverd door de catering.
Wat vinden zij van het congres? “Het is handig dat alle kantoren bij elkaar zitten,” vinden ze. “Maar de workshops vond ik niks. Gewoon een promopraatje van wat grote kantoren,” zegt Jonathan. Gevraagd naar wat zij belangrijk vinden in hun toekomstige werkgever, staan naast de interne opleiding en flexibiliteit ook lunches en kantoorborrels op het verlanglijstje. “Van Doorne heeft een lunch en bij Holland Van Gijzen lusten ze graag een slok,” volgens de drie.
Zo niet bij Lexence. Die gaan juist prat op de “nuchtere” kantoorcultuur. Er staan dan ook vier frisse meiden naast flinke stapels bronwater in hun hokje. Misschien verklaart dat wel waarom Lexence al twee jaar achter elkaar de hoogste opbrengst per medewerker heeft. Blijven ze nuchter? “Ja, doe maar gewoon normaal,” zegt Floriëlle van Lexence. “Wij zijn geen pompeus vlaggenschip zoals sommige andere grote kantoren. Wij werken hard als het nodig is. Niet omdat het licht persé tot tien uur ’s avonds moet branden in ons kantoor. Wij zijn no-nonsense.” Haar frisse gezichtsuitdrukking wordt iets minder no-nonsens als de instroom van HBO-ers ter sprake komt. Blijkbaar vindt ze dat wel nonsense.
Aardappel in de keel
Even verderop zitten drie jonge meiden over het foldermateriaal gebogen. “Het is allemaal nog een beetje een ver-van-mijn-bed-show,” zegt Willyne, opkijkend van een plattegrond van de beurs. Ze is eerstejaars rechtenstudent in Utrecht. Ze weet al wel dat ze niet voor een te commercieel kantoor wil werken. “Ik denk dat ik pro Deo wil werken en gewoon mensen ga helpen. Niet bij een stijf kantoor als Dirkzwager. Ik heb daar in de bediening gewerkt op de borrels. Dat is toch wel erg met de aardappel in de keel: ‘Héé kèrel’. Ik ga maar even naar de Hoge Raad.”
Willyne is niet de enige die nog geen idee heeft. Volgens de meeste recruiters op de beurs heeft de gemiddelde rechtenstudent die hier rondloopt geen besef waar ze in terecht zullen komen. Bij Udink De Jong zeggen ze ook niet de illusie te hebben dat ze hier de mensen zal vinden die ze graag willen hebben. “Het gaat ons vooral om de naamsbekendheid.” Al is hun ijslogo tegen het eind van het congres zo goed als weggesmolten. Het is moeilijk voor het aanstormende talent om aan de buitenkant te zien welk kantoor en wat voor bedrijfscultuur het beste bij ze past. Een jongen met hanenkam, afgezakte spijkerbroek en leren jack babbelt nog wat met een in muisgrijs pak gestoken advocaat van Allen & Overy. Zo krijgt de veelgebruikte reclameleus, Open en Informeel, hier op het Juristencongres 2008 alsnog betekenis.