Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie trekt het wetsvoorstel Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk Wetboek in. Dat heeft hij in een brief aan de Eerste Kamer laten weten. “Ik ben tot de conclusie gekomen dat de primaire doelstelling van de wetgeving – het faciliteren van ondernemers – in beide wetsvoorstellen onvoldoende tot zijn recht komt.”
Op 22 april 2011 stelde de vaste commissie voor Justitie van Eerste Kamer een kritisch voorlopig verslag vast over het wetsvoorstel. “Als kern van de kritiek zie ik dat de regeling te knellend wordt geacht voor bestaande maatschappen en vennootschappen onder firma en dat dit tot onnodige kosten leidt. Er worden tevens vragen gesteld over de helderheid en bruikbaarheid van de wetgeving en de nut en noodzaak van de regelgeving,” schrijft Opstelten.
Het doel van wetgeving op het terrein van het vennootschapsrecht is enerzijds om ondernemers een juridische infrastructuur te bieden waardoor zij in staat worden gesteld hun activiteiten ten volle te ontplooien, en anderzijds om de bij de vennootschap betrokkenen – vennoten respectievelijk aandeelhouders, crediteuren – voldoende bescherming te bieden tegen (machts)misbruik
“De nieuwe regeling voor de personenvennootschappen heeft tot op heden weinig steun gekregen van de beoogde gebruikers, met name ondernemers in het midden- en klein bedrijf. Zij hebben geen behoefte aan de nieuwe personenvennootschappen en vrezen de ermee gepaard gaande kosten. VNO-NCW en MKB Nederland hebben dat standpunt recent nogmaals aan mij bevestigd,” aldus Opstelten.