In het notariaat is een sub prime markt ontstaan: ‘probleemdossiers en problematische cliënten worden doorgeschoven naar kantoren die hun zaakjes minder goed op orde hebben.’ Dat stelt onderzoekster en advocaat Zayènne Laclé (NautaDutilh) in het proefschrift Notabelen vernieuwen waarop zij eerder deze maand is gepromoveerd aan de Universiteit Leiden.
Grote notariskantoren hebben hun zaken goed voor elkaar. Daar werkende notarissen houden elkaar goed in de gaten, en malafide cliënten worden aan de deur geweerd. Bovendien leiden commerciële innovaties – waaronder interactieve notariële websites, ruimere openstelling van de kantoren en grotere openheid richting consument – tot een kantoorcultuur ‘die het integer handelen van kantoorgenoten bevordert’, aldus Laclé.
Er is echter ook een achterhoede van veelal éénpitters, en daar dreigt gevaar, stelt Laclé. Deze kantoren krijgen de probleemdossiers en -cliënten, en worden bovendien ‘consequent buiten de kaders van de notariële netwerken gehouden’. ‘De informele verbanden die mede door de onderzochte kantoren zijn opgebouwd, concentreren zich ook op bevriende en kwalitatief gelijkwaardige kantoren, met uitsluiting van de solitair opererende notarissen,’ stelt de onderzoeker.
Mede daarom vindt Laclé dat de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) zich actief moet blijven opstellen. ‘Een beroepsgroep die kwaliteit- en integriteitsborging niet kan aantonen of waarmaken, staat betrekkelijk zwak in het marktdiscours. Ervaringen in Angelsaksische en Scandinavische landen leren dat het notariaat zelfs overbodig kan zijn. Ook op micro-niveau moet het besef groeien dat de non-interventiecultuur uit de tijd is.’