“Bij e-Court hadden we een idee,” zo is te lezen op de website van de internetrechtbank. “Wat nu als we civiele conflicten niet door een rechter laten beoordelen maar door ervaren, onpartijdige juristen uit de praktijk. Zouden we die uitspraak afdwingbaar kunnen maken?” Niet altijd, blijkt uit de twee recente uitspraken waarin exequaturverzoeken van e-Court werden afgewezen. Teleurgesteld is initiatiefneemster Henriëtte Nakad echter allerminst.
Beide verzoeken tot exequaturverlening werden afgewezen, omdat niet is gebleken dat de wederpartijen verweer hebben kunnen voeren. Dat gedaagden niet reageerden op het aanbod tot arbitrage via e-Court, is niet voldoende om aan te nemen dat ze stilzwijgend aanvaarden dat er niet via een overheidsrechtbank wordt geprocedeerd, zo oordeelden de rechters. Uit het destijds geldende reglement van e-Court kon volgens de rechters worden afgeleid dat gedaagden in de arbitrageprocedure bovendien niet de mogelijkheid hadden om te verzoeken tot mondelinge toelichting van hun standpunt. Dat is in strijd met fundamentele beginselen.
Toch ziet Nakad de uitspraken niet als een nederlaag, maar juist als een duwtje in de goede richting voor de toekomst. Het waren voor e-Court immers slechts proefzaken. Nakad: “De uitspraken zijn beslissingen in een aantal proefzaken, die e-Court heeft voorgelegd aan voorzieningenrechters. Zij hebben aan e-Court de gevraagde duidelijkheid verschaft om in de nabije toekomst op zeer grote schaal succesvol exequaturverzoeken te kunnen indienen. Daarom is van teleurstelling geen sprake. Integendeel.”
Aanpassingen
De ‘verschafte duidelijkheid’ had tot direct gevolg dat afgelopen maandag de achtste versie van het procesreglement inging, met daarin de mogelijkheid voor zowel de eisende als de gedaagde partij tot het geven van een mondelinge toelichting. Het procesreglement wordt de laatste tijd ook wel ‘arbitragereglement’ genoemd. Want hoewel e-Court wordt geprezen – met enkele awards – om haar innovatieve concept van snel en betaalbaar recht, heeft de geschillenbeslechter in haar tweejarige bestaan al de nodige dingen moeten bijstellen, in zowel het reglement als de organisatie van het digitale gerecht.
Al direct na de lancering kwam de kritiek van de Raad voor de Rechtspraak dat de termen ‘rechtbank’, ‘rechter’ en ‘vonnis’ niet door e-Court gebruikt mochten worden, wegens mogelijke verwarring voor de burger. Nu heet e-Court dan ook een scheidsgerecht, met arbiters en arbitrale vonnissen. En dat terwijl e-Court begon als een instantie met procedures op basis van bindend advies. Nakad benadrukte destijds dat ze vooral geen arbitrage-instantie waren.
Een kritische brief van Staatssecretaris Fred Teeven van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer bracht daar verandering in. In juni beschreef hij daarin wat zijn bezwaren waren tegen e-Court. “Het eerste bezwaar ziet op de verhouding van de procedure bij e-Court tot de procedures van bindend advies en arbitrage, en het feit dat e-Court als private geschilbeslechtingsinstantie via een procedure van bindend advies wil komen tot een executoriale titel buiten de rechter om,” is te lezen in de brief. “[…]beoogd wordt de procedurele waarborg van het rechterlijk verlof te vervangen door een executoriale titel in de vorm van een door een notaris afgegeven grosse van een notariële akte. […] Hiermee kom ik op het tweede bezwaar.”
Dat bezwaar heeft ook de KNB geuit op haar website: “De procedure van e-Court gaat ervan uit dat de notaris een proces-verbaalakte opmaakt en niet een partijakte. En dat de notaris daarvan een grosse kan afgeven die executoriale kracht oplevert. Maar dat kan hij niet.” De Staatssecretaris wees e-Court op de mogelijkheid van arbitrage en dat bleek ook de enige oplossing te zijn om te overleven. Maar dan moet ze dat niet doen ‘in strijd met de openbare orde of goede zeden’, zoals in de proefzaken het geval was.