De reacties van de beroepsgroep op het wetsvoorstel voor een vernieuwd toezicht op de advocatuur zijn afwijzend. Teleurstelling en verbazing over het ter consultatie voorgelegde document voeren de boventoon. Er is weinig vertrouwen dat het op te richten onafhankelijk college van toezicht ook daadwerkelijk onafhankelijk zal zijn. ‘Verrassend’ vindt algemeen deken Loorbach het bovendien dat de Orde dat ongewenste college uit eigen zak mag gaan betalen.
Staatssecretaris Fred Teeven van het ministerie van Veiligheid en Justitie stuurde zijn wetsvoorstel op 7 juli ter consultatie aan de beroepsgroep. Die lijkt zich niet te kunnen vinden in verschillende essentiële onderdelen van het voorstel. Hoewel het de kern moet zijn van het vernieuwde toezicht, wordt juist de onafhankelijkheid sterk in twijfel getrokken.
Onafhankelijkheid
Algemeen deken van de Nederlandse Orde van Advocaten Jan Loorbach ziet liever dat het toezicht wordt ingericht langs de lijnen uit het advies van Arthur Docters van Leeuwen. Dat rapport is volgens hem binnen de balie in goede aarde gevallen en daarin staat ook de onafhankelijkheid van het toezicht centraal. “Daar gaat het om een toezichthouder die zich niet met het dagelijkse ambtelijke werk van de deken bemoeit. Het college van toezicht – zoals voorgesteld door de staatssecretaris – gaat daar echter wel degelijk de regie voeren. Dat is een aantasting van de onafhankelijkheid.”
Ook de deken van de Amsterdamse Orde, Germ Kemper, heeft “grote bezwaren tegen alles dat knaagt aan de onafhankelijkheid van de advocatuur,” zoals hij het verwoordt. Hij vindt het ‘redelijk onvoorzichtig’ geformuleerd “dat niet-advocaten benoemd worden door de minister en ook nog eens de deken kunnen overrulen”. Daar komt bij dat hij de redengeving ‘volstrekt ontoereikend’ vindt. “Ze hangen het op aan begrippen als ‘niet van deze tijd’ en ‘meer transparantie’, maar ik wil méér horen. Zeker omdat ik vind dat het systeem nu naar behoren werkt. We zijn het er allemaal over eens dat er meer geld uitgegeven moet worden aan het omvormen van het toezicht. Maar dan moeten ze ons wel proberen te overtuigen van de noodzaak van dit voorstel.”
Verrassend element
Dat geld is het tweede issue dat de Orde tegen de borst stuit. Er wordt voorbij gegaan aan het plan van Docters van Leeuwen, maar de Orde wordt wel degene die het nieuwe toezicht moet financieren. Een vreemde redenering, vinden zowel Loorbach als Kemper, temeer omdat de minister als verantwoordelijke voor het stelsel van toezicht het budget bepaalt.
Loorbach: “We hebben nu niet een kabinet dat iets verzint dat geld kost voor de rijksbegroting, dus moet de Orde het zelf gaan betalen. Als de Orde denkt dat het wel wat zuiniger kan, kan het ministerie zeggen dat het duurder moet. Het toezicht zoals wij dat willen inrichten zou misschien net zo duur uitkomen als dit plan van Teeven, maar het principe dat de minister bepaalt, terwijl de Orde betaalt, is een verrassend element van het voorstel waar we niet direct over te spreken zijn.”
Aanzien van het ambt
Wat de Orde ook zorgen baart is dat “het aanzien van het ambt van deken zal dalen,” aldus Loorbach. De functie van deken zal een stuk minder aantrekkelijk worden. Germ Kemper: “Je raakt een stuk van je positie kwijt. Het wordt nu mooi verpakt, maar je wordt eigenlijk uitvoerder van beleid vastgesteld door een college van buitenstaanders, dat zich ook nog eens mengt in individuele zaken. De speelruimte voor dekens wordt zo veel kleiner, terwijl de aardigheid nu juist is dat je een redelijke vrijheid van handelen hebt.”
De Orde wil de dekens ook sterker en homogener laten opereren, maar een college van toezicht brengt met zich mee dat “je terechtkomt in allerlei formaliteiten, met vooral veel rompslomp en gedoe,” stelt Kemper. “De informele rol van de deken wordt daardoor teniet gedaan.”