Rechtbanken in landen als Australië, Nieuw-Zeeland, Canada en Groot-Brittannië gebruiken steeds vaker Facebook om mensen te bereiken, stond gisteren in Het Financieele Dagblad te lezen. Daarbij gaat het zelfs om dagvaardingen. In Nederland is de ‘dagvaarding’ van Pirate Bay via Facebook door BREIN in 2009 hét voorbeeld van het gebruik van sociale media in het recht. Maar van een correcte wijze van dagvaarding was toen helemaal geen sprake, aldus Menno Weij van SOLV advocaten. “Het had meer weg van een publiciteitsstunt.”
Het zou in Nederland kunnen gebeuren dat een rechter het gebruik van sociale media niet volledig afwijst en de oproeping via sociale media meeneemt in het oordeel over de wijze oproeping. “Maar alleen als daarnaast ook de formele regels zijn gevolgd,” zegt Weij. “Misschien dat sommige rechters denken: je hebt alles gedaan en óók nog via internet geprobeerd die persoon te bereiken, dus het is goed. Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat bij een kort geding de rechter uit efficiëntieoverwegingen wat vrijer is in zijn interpretatie. Zeker als iemand is komen opdagen kan hij redeneren: linksom of rechtsom heb je de dagvaarding ontvangen. Maar daar moet je niet uit afleiden dat het volgens de wet ook mag.”
Met een dagvaarding via internet kom je in Nederland niet weg. In de Nederlandse wet, die deels ook door Europees recht is bepaald, staat dat dagvaarding dient te gebeuren via een vast stramien. “Het is een soort ja-nee checklist, zoals bij de Belastingdienst, waar uitkomt hoe de dagvaarding moet worden betekend. Uitgangspunt is, even simpel gezegd, dat de deurwaarder naar het adres gaat van de betreffende persoon, maar het is afhankelijk van of het adres bekend is, iemand een natuurlijke of rechtspersoon is of in het buitenland woont.”
“Wat wel mogelijk is,” aldus Weij, “is dat bij een verstekvonnis, Facebook gezien kan worden als een daad waardoor de gedaagde bekend is geworden met het vonnis, zodat de verzettermijn in werking wordt gezet.” Hij kan zich ook wel voorstellen dat rechtbanken zelf sociale media gebruiken, alleen om iemand te zoeken. “Rechtbanken roepen bijvoorbeeld getuigen op om te verschijnen. Als die moeilijk vindbaar zijn, kan het zijn dat ze gegevens van Facebook gebruiken als uitgangspunt om verder te zoeken. Dat is ook niet zo bezwaarlijk, dat doen we allemaal. Maar let wel op de privacy uiteraard.” Vervolgens moet dan wel via de rechtsgeldige weg het proces worden vervolgd.
“Veel gaat via internet, zeker bij de generatie van onder de veertig jaar. Maar een profiel op een netwerksite is momenteel denk ik nog te gevoelig voor manipulatie en fraude om er ook dagvaardingen naar te versturen. Ik verwacht dat op dit gebied toch langer aan de bestaande regels wordt vasthouden.” Wat volgens Weij wel juridische waarde zal gaan krijgen krijgen, is het versturen van correspondentie per aangetekende mail, omdat er technische veilgheidswaarborgen bestaan die aantonen dat de mail daadwerkelijk bij een bepaald adres is bezorgd.
Geschreven wordt wel dat BREIN in 2009 de website Pirate Bay heeft gedagvaard via Facebook en Twitter. Maar een officiële dagvaarding was het allerminst. Weij: “Die zou naar Europees recht niet rechtsgeldig zijn. Ze hebben gewoon via de formele regels gedagvaard en vervolgens via enkele sociale media extra aandacht gegenereerd.”