Een universitaire rechtenstudent is door de politierechter in Roermond veroordeeld tot 40 uur dienstverlening omdat hij advocaten heeft bedreigd met ‘enig misdrijf tegen het leven gericht’. Het is een opmerkelijke uitspraak, waarin de politierechter onder meer oordeelt dat uitlatingen in zijn pleitnota bij het Hof van Discipline – waaronder: “advocatuur = NSB” – in de praktijk slechts een kleine groep mensen bereikt, en dat om die reden vrijspraak moet volgen op de beschuldiging van laster en smaad.
De rechtenstudent doet in zijn pleitnota allerlei vergaande uitspraken. Zo vraagt hij zich af “hoe er sprake kan zijn van solidariteit met cliënt als de advocaten zich (mede) schuldig maken aan het plegen van misdrijven jegens cliënt”, vergelijkt hij de advocatuur met de NSB en stelt hij dat door de advocaten is gechanteerd, misleid en bedrogen.
In het vonnis wordt de onderliggende casus nauwelijks uiteengezet, en dus blijft onduidelijk waarom de rechtenstudent zich zo belazerd acht door advocaten. Zijn raadsvrouw stelt dat hij twee keer aangifte heeft gedaan tegen advocaten wegens laster en schending van de geheimhoudingsplicht, maar dat die werden geseponeerd. De politierechter schrijft alleen dat er sprake is van “een jarenlange twist voortkomende uit een verdenking strafbare feiten als belaging en wederrechtelijke vrijheidsberoving gepleegd te hebben”.
De politierechter is weliswaar van oordeel dat de rechtenstudent “de grenzen van het betamelijke ver heeft overschreden” en dat zijn stellingen “een jurist onwaardig” zijn, maar tot een veroordeling komt het op dit punt niet. “Voor een bewezenverklaring van dit strafbare feit (smaad en laster, red.) is noodzakelijk dat bewezen wordt dat de verdachte ruchtbaarheid gegeven heeft aan zijn onjuiste stellingen. Alhoewel de zitting van het Hof van Discipline openbaar is en in principe iedereen kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de pleitnota, is de praktijk dat stellingen bij een openbare zitting slechts een kleine groep bereikt. Nu verdachte niet verklaard heeft dat deze stellingen voor een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden bedoeld waren en er evenmin andere bewijsmiddelen zijn waaruit dat af te leiden valt, kan slechts vrijspraak volgen.”
Bedreiging
Dat ligt anders met bedreigingen van de student aan het adres van de advocaten, eveneens opgenomen in de pleitnota: “Het sociaal contract tussen de Staat der Nederlanden en mij is ontbonden en de eigenrichting op het gebied van veiligheid is weer terug in mijn handen. Wat mag ik nu doen? Dat is helder: alles. Zijn er grenzen? Nee… Proportioneel zijn dus de meest gruwelijke daden toegestaan. Mijn leven is kapot gemaakt, dus ik mag ook anderen hun leven kapot maken. (…) Indien uw Hof geen zware sancties oplegt aan de aangeklaagde personen, dan mag ik hen zelf uit de maatschappij verwijderen. Daarbij mag ik dan ook levens beëindigen. Let u vooral op de formulering: mag. Een bedreiging uit ik hier niet, ik wijs enkel en alleen op mijn rechten.”
Volgens de politierechter kon door deze uitlatingen “bij de bedreigde de redelijke vrees ontstaan dat het misdrijf gericht tegen het leven van bedreigde waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden”. De rechtenstudent wordt veroordeeld tot 40 uur dienstverlening of 20 dagen vervangende hechtenis als de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.