De Haarlemse advocaat W.M. Blaauw beklaagt zich in een ingezonden brief in het Advocatenblad van vorige week over de handelwijze van het blad Mr. Volgens Blaauw werd hij genomineerd voor een Gouden Muis (beste website), maar werd die nominatie meteen ingetrokken toen hij weigerde om een advertentie in Mr. te kopen a raison van € 1650. Je moet die prijs dus eigenlijk kopen? We vroegen het na bij hoofdredacteur Michiel van Kleef. En daarna bij Linus Hesselink van het Advocatenblad. En daarna bij meneer Blaauw.
Van Kleef laat per e-mail weten dat Blaauw (tevens waarnemend deken van de Haarlemse raad van toezicht van de Orde van Advocaten) de ingezonden brief ook naar hem heeft gestuurd, en dat hij direct contact heeft opgenomen met de advocaat:
“Ik heb hem zelfs bezocht, zijn kantoor ligt bij mij om de hoek, en hem geprobeerd de zaak uit te leggen. Dat viel niet mee, omdat de Gouden Peren, Muizen, Beffen en Toga’s hem een beetje duizelden. De Gouden Peer is een zeer gezaghebbende prijs die maandelijks, nu al voor het derde jaar, wordt uitgereikt aan de beste jurist op een steeds wisselend rechtsgebied. Inmiddels hebben we er 28 gehad. De Gouden Peer wordt toegekend door de twintig meest vooraanstaande juristen op het betreffende gebied.
Daarnaast zijn er de jaarlijkse prijzen voor arbeidsmarktcommunicatie. De Gouden Toga, Bef en Muis. Dit zijn prijzen voor advertenties. Om voor de Gouden Toga in aanmerking te komen, moet je dus geadverteerd hebben. En aangezien Blaauw in 2009 nog niet had geadverteerd, is hem aangeboden een advertentie te plaatsen om zodoende in aanmerking te komen voor nominatie. Een logica waar niet veel tegen in te brengen is.”
Wij worden nu toch ook een beetje duizelig. Het ging toch om de Gouden Muis, en niet de Gouden Toga? Anyways, Van Kleef sluit niet uit dat de advertentieverkoop een foutje heeft gemaakt in het eerste contact met Blaauw:
“Waar meneer Blaauw helaas in gebreke is gebleven, is om zijn verwarring in een eerder stadium met mij te delen. Dan had ik hem kunnen vertellen dat wij als redactie uit vele hoeken suggesties krijgen wie te nomineren voor deze prijzen. En dan had ik hem ook kunnen vertellen dat de beslissing hierover zeker niet bij de advertentie-afdeling en zelfs niet bij de redactie van Mr. ligt, maar bij een onafhankelijke jury die in het leven is geroepen juist om dit soort ongewenste belangenverstrengelingen te voorkomen. Ik sluit alleen niet uit dat een enthousiaste advertentieverkoper heeft geroepen dat meneer Blaauw kans had genomineerd te worden, waar hij bedoelde te zeggen dat als Blaauw zou adverteren, hij kans maakte op een lijst te komen waar nog heel veel andere namen op zouden staan. En het spijt me, de website van meneer Blaauw zou het nooit tot een nominatie hebben geschopt.”
Raadselachtige laatste zin. De website van Blaauw is kennelijk zo beroerd dat daar geen onafhankelijke Muis- of Togajury aan te pas hoeft te komen. Advertentie of niet.
Tot slot vindt Van Kleef het merkwaardig dat het Advocatenblad de ingezonden brief van Blaauw heeft geplaatst:
“Bij ingezonden brieven is het meestal zo dat een lezer reageert, bijvoorbeeld op een eerder verschenen artikel. Dat is hier niet het geval. Het betreft een kwestie tussen Mr. en een advocaat. Ik heb geen idee waarom deze meneer zijn brief naar het Advocatenblad heeft gestuurd. Maar ik sta er buiten. Vergelijk: wanneer ik als adverteerder een zakelijk geschil heb met De Volkskrant, dan schrijf ik een gewone brief naar de directie van die krant om me te beklagen. En dus niet naar de ingezonden brievenrubriek van de Volkskrant, laat staan die van Trouw.
Ik vind de beslissing van het Advocatenblad om deze brief te plaatsen dan ook merkwaardig. Anders was het geweest als het Advocatenblad naar aanleiding van de brief mij benaderd had om commentaar, het zogenoemde hoor en wederhoor. Net als Advocatie nu doet. Dan was ik er op ingegaan, zoals ik er nu wél op in ga.”
De laatste opmerking over hoor- en wederhoor maar eens voorgelegd aan eindredacteur Linus Hesselink van het Advocatenblad. Ook hij geeft een reactie per e-mail, met het verzoek die in zijn geheel te plaatsen. Dat doen we bij deze:
“We hebben advocaat Blaauw voorgesteld dat hij zijn brief eerst naar Mr. stuurde. Kort daarop heeft de hoofdredacteur van Mr. op het kantoor van Blaauw met hem gepraat, maar hem niet overtuigd. Mr. wilde de brief niet plaatsen, omdat de lezers er geen belangstelling voor zouden hebben.
Advocatenblad is het podium waarop advocaten andere advocaten informeren en overtuigen over alles wat speelt in de balie, ook over wat andere media ermee doen. En bij een ingezonden brief, zeker nadat die bij Mr. zelf is aangeboden, hoeven we niet nog eens wederhoor te vragen. Als Mr. reageert, zullen we de reactie plaatsen.”
Meneer Blaauw krijgt het laatste woord. Hij bevestigt de lezing van Hesselink:
“Ik heb mijn brief eerste naar het Advocatenblad gestuurd, naar die vonden het wel zo netjes dat ik ‘m eerst aan Mr. zou aanbieden. Dat heb ik gedaan. Ze wilden niet publiceren, omdat het geen nieuws zou zijn. De hoofdredacteur stond de volgende dag wel vroeg op de stoep van mijn kantoor om een en ander uit te leggen. Dat is hem niet gelukt.”