“Als je het als ondernemer van een voorschotregeling moet hebben, dan doe je het niet goed.” Dat zegt directeur Frans Ohm van de Raad voor de Rechtsbijstand over de recente faillissementen van sociale advocatenkantoren. Volgens hem wordt het gevaar van een leemte in de rechtshulp overdreven.
Volgens Ohm zijn er bij de omvorming van Bureaus Rechtshulp naar commerciële advocatuur ondernemingsplannen gemaakt die het waard waren om te financieren. “Maar iedereen wist dat er ook duidelijke risico’s aan waren verbonden. De kantoren zijn gestart met een zware hypotheek, een grote overhead en een onvoldoende op productie gerichte cultuur. Tegen de kantoren hebben we gezegd: pak het grondig aan. Denk goed na over marketing, de vraag hoe je klanten binnenhaalt en hoe je efficiënt werkt. Hou de overhead nog eens tegen het licht. Je kunt een goede boterham verdienen in de sociale advocatuur, maar je moet je wel specialiseren en heel strak organiseren,” aldus Ohm.
Een andere factor is dat de kantoren wilden vasthouden aan de CAO van de bureaus rechtshulp, terwijl men veel voorzichtiger had moeten zijn met – bijvoorbeeld – het meenemen van ondersteunend personeel.
Volgens Ohm moet er niet al te dramatisch worden gedaan over de faillissementen, even afgezien van het persoonlijke verhaal van de mensen die het overkomt. “Het is een logische tweede gang in de reorganisatie. Het is niet zo dat er een leemte ontstaat in de rechtshulp. Veel van de advocaten starten door, of vinden een plek op een ander kantoor en blijven behouden voor de rechtshulp. Het is pas echt sneu voor het ondersteunend personeel, dat niet meer terug kan vallen op een sociaal plan.”