Dat de politie de naam van de voorkeursadvocaat niet heeft doorgegeven aan de verbalisant die een aangehouden vreemdeling verhoorde, is weliswaar onbehoorlijk, maar dat betekent niet dat diens recht op rechtsbijstand is automatisch geschonden. Dat heeft de rechtbank Den Haag onlangs beslist.
Volgens de rechtbank is niet vast komen te staan dat de eiser tijdens het verhoor (ex artikel 59 Vreemdelingenwet 2000) heeft verzocht om zijn voorkeursadvocaat. Bovendien heeft de verweerder (de staatssecretaris van Justitie) de piketcentrale ingelicht over de inbewaringstelling van de eiser, en is hem ook rechtsbijstand verleend door een andere advocaat. ‘De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet gezegd kan worden dat eisers recht op rechtsbijstand is geschonden,’ aldus de rechtbank in de uitspraak.
De rechtbank meent dat uitgegaan moet worden van de juistheid van het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van het verhoor. Daarin verklaart de vreemdeling dat hij geen advocaat nodig acht bij het verhoor, maar dat hij wel rechtsbijstand wil gedurende verdere procedure. Volgens de verbalisant noemde de eiser echter niet de naam van zijn voorkeursadvocaat. (datum uitspraak 11 maart, LJN: BC6996)