Het kabinet wil dat de door de Nederlandse Orde van Advocaten op te richten Raad van Advies gaat adviseren over álle regelgevende besluiten, en niet, zoals voorgesteld door de Orde zelf, enkel over de hoofdpunten van beleid. Dat blijkt uit het conceptwetsvoorstel voor een nieuwe Advocatenwet dat staatssecretaris Albayrak van Justitie afgelopen vrijdag heeft rondgestuurd. Volgens het kabinet geeft de Verordening op de Raad van Advies thans ‘nog onvoldoende invulling aan hetgeen het kabinet voor ogen staat met de taken van de adviesraad’.
De Raad van Advies moet de legitimering van de zelfregulering door de advocatuur vergroten. De gedachte is dat de advocatuur door meekijkende buitenstaanders geen regelgeving meer kan maken die weliswaar strookt met het eigen belang van de advocatuur, maar minder of niet met het algemeen belang. Om die reden bestaat de meerderheid van de Raad van Advies uit niet-advocaten.
De zwaardere rol betekent dat de Raad van Advies niet kan volstaan met een paar vergaderingen per jaar, maar vaker bij elkaar zal moeten komen. De vraag is of de nu voorgedragen leden – Alexander Rinnooy Kan, Els Swaab, Saskia Stuiveling, Lilian Gonçalves, Anton Westerlaken en strafrechtadvocaat Petra van Kampen, naar een zevende lid wordt nog gezocht – ook onder deze conditie zijn geworven. Deken Willem Bekkers voorziet geen problemen. “We zullen aan elkaar moeten wennen, en werkende weg een goede modus moeten vinden. Ik heb er alle vertrouwen in dat dat lukt.” Het College van Afgevaardigden spreekt op 27 maart over de Raad van Advies.
Spoedshalve tuchtrechtelijk optreden
Ander nieuws van het kabinet: de mogelijkheden om met spoed tuchtrechtelijk op te treden tegen advocaten en notarissen waarvan een ernstig vermoeden bestaat dat zij “beroepsmatig ontsporen of dreigen te ontsporen” worden verruimd. De Tweede Kamer heeft eerder met de motie-Wolfsen (PvdA) aangedrongen op deze verruiming.
De huidige Advocatenwet biedt al de mogelijkheid om snel op te treden tegen malverserende advocaten of advocaten die banden onderhouden met het criminele milieu. In dat geval moet echter worden aangetoond dat ook de praktijkuitoefening onbehoorlijk is, dat wil zeggen dat de praktijkvoering ‘herkenbaar onder het niveau ligt van een normaal opererende advocaat’. De nu voorgestelde wetswijziging maakt het mogelijk om ook op te treden als de kwaliteit van de beroepsuitoefening wél in orde lijkt.
Het wetsvoorstel voorziet in schorsing of het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot de praktijkuitoefening. Bij dat laatste kan worden gedacht aan de mogelijkheid dat de advocaat tijdelijk werkt onder toezicht van een andere advocaat, of dat bepaalde dossiers worden overgedragen.
De schorsing of voorlopige voorziening duurt zes weken. Gedurende die tijd moet de deken onderzoeken of de klacht of het bezwaar hout snijdt. Als de deken de zaak niet binnen zes weken heeft voorgelegd aan de raad van discipline, vervalt de opgelegde schorsing of voorlopige voorziening van rechtswege. De raad van discipline kan de termijn eenmaal verlengen met wederom maximaal zes weken.
De Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie hebben met instemming gereageerd op het wetsvoorstel.